Totaal aantal pageviews

zondag 27 juli 2014

Lexicon J-R

STEENWIJK VESTINGSTAD lexicon J-R

Jaarboekje voor Steenwijk: sinds het begin van de 20e eeuw een gemeentegids uitgegeven door G. Hovens Gréve. Na de 2e WO nam het de functie van de Steenwijker Almanak over, sinds 1973 verscheen het onder de naam Kijk op Steenwijk en sinds 2001 heet het Kijk op de Kop.
jaarmarkten; zie: markten.
Jaarsma, Marten Douwes (Koudum ged. 6 augustus 1682 – Steenwijk begr. 25 mei 1752) was van 1700-1751 organist van de Grote Kerk in Steenwijk.
jachthaven: sinds 1987 aan de zuidzijde van het Steenwijkerdiep, op de plaats van het voormalige Balkengat.
Jacobs van den Hof, Gijsbert Jan (signeerde: Gijs Jacobs; Arnhem 24 maart 1889 – Arnhem 4 april 1965), beeldend kunstenaar. Was tekenaar en beeldhouwer (autodidact) van figuren en monumenten. Maakte in 1942 het imposante grafmonument voor de familie Stroink op de begraafplaats Vrede Hof in Willemsoord. Ref.: NBK.
Jacobson, Nehemia Salomon (Den Haag 7 januari 1802 - Veenhuizen 1865) was van 1838-1862 voorganger van de toenmalige synagoge en leraar aan de joodse school in De Pol.
Jager, Karel (Nieuweschoot 25 november 1941), dirigent, muziekdocent. Nam op jonge leeftijd lessen concerthoorn bij de musicus Paul Ruiter en volgde een conservatoriumopleiding in Zwolle. Was van 1973-1999 dirigent van de Christelijke Brassband Crescendo en gaf muziekles in het voortgezet onderwijs waaronder de CSG Eekeringe in Steenwijk.
Jalink, Jan Benjamin (Goor 1779 – Steenwijk 5 augustus 1830), koopman. Had een winkel en slijterij aan de noordzijde van de Markt op de hoek van de Kerkstraat.
Jagershuis; zie: De Koepel.
Jan, Meester; zie: Matheijsz.
Jansink, Harmen Jan (roepnaam: Harm; Breda 22 oktober 1945 – Steenwijk 16 juli 2007), politieambtenaar. Maker van de maquette van Steenwijk (sinds 1987 in het Stadsmuseum). Bestuurslid (sinds 2000) en ledenadministrateur (sinds 2002) van de HVS. Schreef vooral over de geschiedenis van politie en brandweer in Steenwijk. Ref.: HM 2007 n3 p106-107.
Jan Snoeks Bolwerk (ook: Zuiderbolwerk, Kleirondeel of Rondeel): in 1627 aangelegd aan de zuidzijde van de stad, in 2000 volledig gereconstrueerd. Het hoogste van de acht bolwerken: 13.20 m boven NAP.
Janssen, Johannes Klaas (roepnaam: Joop; Steenwijk 7 april 1947), tuin- en landschapsarchitect, recreatiedeskundige, wetenschapsjournalist en bevoegd docent Radio en Televisie. Van 1971-1998 werkzaam bij de ANWB (onder meer als hoofdredacteur van Recreatie & Toerisme). Veelzijdig organisator; oprichter ROOZ en SLOS, sinds 1992 directeur Fonds DuurSaam. Over Steenwijk schreef hij: Steenwijk, bekijk ’t maar (1981), Verbeelding en creatie en Honderd jaar recreatie; beide laatste in het boek Stad en Wold (1999).
Jellesma, Folkert Sjoerd (Workum 24 april 1951), leraar. Sinds 1974 in dienst van Vormingscentrum De Alef, overgegaan in het Suydervelt College en daarna in ROC Drenthe College, als opleidingsmanager. Daarnaast sinds 1983 actief als gemeenteraadslid voor Groen Links/D66 en Progressief Alternatief Steenwijkerland. Vele jaren lid van cabaretgroep Fragment, bekend van de oudejaarsconferences 1985-1995.
joden; zie: joodse gemeente.
Jodenhoek (1): voormalige 19e-eeuwse woonbuurt ten zuidwesten van de stad, waar zich sinds 1984 het wooncomplex Grachtveste bevindt. (2) zie: Jodenpol.
Jodenpol (ook: Jodenhoek): voormalige joodse armenkolonie onder De Pol bij Willemsoord. In de periode 1830-1885 had de joodse gemeenschap hier een eigen school, begraafplaats en sinds 22 september 1837 een synagoge. Slechts een gedenksteen uit 1937 op de voormalige begraafplaats bleef als herinnering.
Jodenven: een ven van ruim 1 ha, even ten westen van de buurt­schap De Pol, vroeger ook in gebruik als ijsbaan van Willemsoord.
Johannes Postkazerne: in 1950 gebouwd, 6 km ten oosten van Steenwijk. Het militair oefenterrein, bestaande uit bos, heide en zandverstuivingen, wordt door de Drents-Overijsselse grens doorsneden. Het Overijsselse deel werd in 1938 door de gemeente Steenwijk aangekocht. Tot 1964 bekend als Legerplaats Steenwijkerwold, werd het later de thuisbasis van de 43e Gemechaniseerde Brigade. De kazerne is vernoemd naar de verzetsstrijder Johannes Post.
Johan van den Kornputkazerne: in 1938 gebouwd, 2.5 km ten oostzuidoosten van Steenwijk, ontworpen door A.G. Boost, kapitein der Genie. Diende tijdens de 2e WO onder meer als opleidingscentrum voor de Duitse Kriegsmarine en sinds 1945 als kazerne van de Nederlandse Landmacht.  Werd in 1998 in gebruik genomen als asielzoekerscentrum en in 2004 overgedragen aan de gemeente Steenwijkerland. Met uitzondering van het poortgebouw werd het complex in 2007 gesloopt ten behoeve van woningbouw in het Kornputkwartier. Vernoemd naar de krijgsman Johan van den Kornput. Ref.: SW p309-310.
Joncker, Johan die: oudst bekende schout van Steenwijk, genoemd in 1340.
Jong, Adrianus de (Lemmer 2 juni 1877 – Groningen 10 mei 1936; begr. Steenwijk AB), huisarts te Steenwijk.
Jong, Harmen de (Doniawerstal 19 oktober 1861 – Leeuwarden 22 augustus 1918), onderwijzer. Was vele jaren schoolhoofd in Eesveen. Oprichter en voorzitter (1904-1918) van het Frysk Selskip Jan fen ‘e Gaestmar. Ref.: SW p131.
Jong, Jakob de (Wilnis 3 april 1881 – Zeist 10 juni 1966) was van 1918 tot 1919 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
Jong, Uilke de (Heerenveen 3 november 1896 – Kallenkote 13 oktober 1944; begr. Steenwijk AB), caféhouder. Werd als onderduiker bij P. Schipper door de bezetter gearresteerd en in een groep van zes gefusilleerd op de heide bij Kallenkote. Ref.: HM 1994 n4 p133-140.
Jonge, Leffert de (Steenwijk 10 april 1936), graficus. Bestuurslid (sinds 1989) en grafisch vormgever (sinds 1994) van de HVS. Ontwierp de layout van Stad en Wold, Steenwijker Oudheden en Steenwijk Vestingstad. Beheert sinds 1987 het archief van de Nederlandse Hervormde Gemeente, maakt potloodtekeningen van oud Steenwijk en schreef onder meer: Nolles’ Poppenrijk (2000). Ref.: OSC 2 februari 2005.
Jonge van Ellemeet, Jhr. Bonifacius Marinus de (Goes 18 mei 1881 – Utrecht 6 mei 1962), jurist, archivaris. Was van 1913-1946 rijksarchivaris van achtereenvolgens Drenthe, Noord-Holland en Utrecht. Schreef over kerkgeschiedenis en waterschappen en inventariseerde verschillende archieven waaronder Het Cartularium van het kapittel der St. Clemenskerk te Steenwijk (1920). Ref.: PKN.
Jongedijk, Jan (Steenwijk 7 februari 1905 – Amsterdam 24 augustus 1953). Had een kippenslachterij aan het Steenwijkerdiep en was een gedreven voorzitter van het fanfarekorps Tot Steun in de Strijd. Ref.: SW p326.
Jongert, Jacob (Wormer 22 juni 1883 – Reeuwijk 9 november 1942), leraar, ontwerper. Was tekenaar, etser, schilder en ontwerper van boekbanden. Hoofdleraar aan de Akademie van Beeldende Kunsten te Rotterdam en sinds 1921 ontwerper van ESKAF aardewerk. Ref.: NBK.
Jonk, Nicolaas (roepnaam: Nic; Schermerhorn 11 juli 1928 – Alkmaar 11 oktober 1994), beeldhouwer en schilder. Maakte voluptueuze in brons gegoten beelden van vrouwen- en dierfiguren. In Steenwijk kennen we van hem Jonas en de walvis (1976) aan de ingang van de Oostermeenthe bij de Eesveenseweg.
Jonkman. De familie van Jonkman, broodbakker in de Weerribben, werd beschreven door J. Houwer (2003).
Joodse Begraafplaats (1): aan de Eesveenseweg te Steenwijk. Aangelegd omstreeks 1795, uitgebreid in 1807, 1860 en 1911. Van 1770-1795 werden Steenwijker joden begraven aan de Schapendrift bij Noordwolde. Het metaheirhuisje (reinigingshuisje) werd in 1985 herbouwd door het Israël Actie Comité Steenwijk. In de gevel een gedenksteen voor de joodse inwoners van Steenwijk die de oorlog niet overleefden. In 2000-2001 werd de Joodse Begraafplaats door vrijwilligers gerestaureerd. (2): een gemeentelijk monument in De Pol, 1 km ten oosten van Willemsoord. Deze begraafplaats was alleen in de 2e helft van de 19e eeuw in gebruik; in 1937 werd er een gedenksteen geplaatst. Ref.: HM 2002 n1 p7-19; HM 2012 n2 p 66-71.
joodse gemeente (officieel: Nederlands-Israëlitische Gemeente). Sinds 1695, toen het eerste joodse gezin zich in Steenwijk vestigde, nam het aantal joden hier toe tot 234 in 1923. Na de 2e WO was hun aantal dusdanig afgenomen dat de synagoge in 1952 werd verkocht en de joodse gemeente op 7 juni 1964 werd opgeheven. Bekende Steenwijker joden waren: H. en M. Culp, R. Frank, B.J. Gokkes, J. Hoofien, S. van der Horst, N.S. Jacobson, A. de Lange, M.M. de Leeuw, Bernard, Frederik Leo, Izak Salomon en Leonard Polak, W. Stokvis, B. Themans, J.H. de Vries en H.P. Vrieslander. Ref.: C. Mulder. Inventaris van het archief van de Nederlands-Israëlitische Gemeente van Steenwijk 1817-1945 (1991); S. Laansma. De Joodse gemeenten in de Kop van Overijssel (1981); SW p303-305. Zie ook: Jodenpol, kerkelijke gezindte, J. Slager, synagoge en H. de Vroome.
joodse scholen: van 1813-1940 in de Gasthuisstraat in Steenwijk en van 1838-1888 in De Pol bij Willemsoord.
Joodse Steenwijkers, Gedenkteken: monument op de hoek van de Gasthuislaan en de Kornputsingel, onthuld op 18 september 2005 ter nagedachtenis van de 51 omgekomen joodse inwoners van Steenwijk. Initiatiefnemer was het Comité Stichting Gedenkteken Joodse Steenwijkers: J.H. Baas, A. Beeltje, F.S. Jellesma, H.B. Prinsen-de Vroome, J.A. van Rossum, J. Slager en H. Spreen. Voorts verscheen op genoemde datum het boek: J.A. van Rossum. 51 Portretten; de vermoorde joden van Steenwijk uit de schaduw (2005).
Jörg, Johan Christiaan (Utrecht 20 maart 1886 – Standdaarbuiten 7 december 1960), predikant. Was van 1928-1955 predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente Steenwijk. Naast verschillende bestuursfuncties heeft hij zeer veel werk verricht voor de totstandkoming van het Diaconessenhuis in Meppel. Ref.: SW p260.
Joris Goedleven: pseudoniem van Albert Smit; zie daar.
Jufferties Bolwerk: aangelegd in 1627 aan de noordwestzijde van de stad. Genoemd naar de daar wonende juffrouw Maria de Gyselaer, weduwe van de in 1645 overleden François van Westerbeek. Het bolwerk werd in 1921 afgevlakt voor de bouw van de toen nieuwe School B.
Jugendstil; zie: art nouveau.
Juliana, H.M. Koningin bracht op 1 juli 1953 een bezoek aan het nieuwe dorp Scheerwolde en het opleidingscentrum van De Voorzienigheid in Steenwijkerwold.
jumelage; zie: Stichting Jumelage etc.
Kabelkrant; zie: Nieuws TV Steenwijkerland.
kaarten; zie: ansichtkaarten, stadsplattegronden.
kadastrale opneming. Onder leiding van de Zwolse landmeter Simon van Lith werden in de jaren 1829-1831 alle onroerende zaken in de gemeenten Steenwijk en Steenwijkerwold opgemeten en getekend in minuutplans. Alle eigendomsgegevens werden geregistreerd in oorspronkelijke aanwijzende tafels (OAT’s). Ref.: D. Buiter en J.D. van der Tuin. Kadastrale atlas van Steenwijk 1832 (1990).
Kadijk: andere naam voor Eesveensedijk; zie daar.
Kalenberg: waterstreekdorp in de gemeente Steenwijkerland, ongeveer 11 km ten westen van Steenwijk, met ruim 250 inwoners. De naam duidt op een onbegroeide zandopduiking of oeverwal en werd in 1323 voor het eerst genoemd als Kaleberghe. De Kalenbergergracht werd in 1650 gegraven als verbreding van de voormalige Oudewegsloot naar Ossenzijl.
Kallenkote: lintdorp in de gemeente Steenwijkerland, aan de oude weg naar Diever (en Groningen), 3-5 km oostnoordoostelijk van Steenwijk, met ruim 300 inwoners. In 1832 was het de kadastrale aanduiding van sectie G van de toenmalige gemeente Steenwijkerwold. Kallenkote heeft al sinds de 17e eeuw een school. De oude school werd in 1870 vervangen door een nieuwe. De doorgaande weg werd in 1869 bestraat en van een tolhuis voorzien dat tot 1909 in gebruik was. Het laatste huis, aan het begin van de Langedijk, dateert uit 1807 en was tot 1932 in gebruik als herberg, thans als theetuin met vogelpark Taman Indonesia. De naam Kallenkote, in 1460 voor het eerst vermeld, zou betrekking hebben op ‘koters’ (keuterboeren) die niets te ‘kallen’ (zeggen) hadden, dus: geen inspraak hadden. Een andere verklaring, gebaseerd op de schrijfwijze Coldencoeten (1379), gaat uit van ‘kalt’ (koud, afstandelijk) en ‘kot’ (klein huisje) en zou dan duiden op een ‘afgelegen bewoning’. Ref.: HM 1985 n4 p108-112. Zie ook: Herdenkingsmonument 1944.
Kallenkoterallee: zijweg van de Meppelerweg naar Kallenkote. Werd in 1869 bestraat, was toen 2.50 m breed en aan weerszijden met laanbomen beplant. Deze werden in 1958 gekapt en in 1967 werd de Kallenkoterallee een brede ontsluitingsweg in woonwijk De Gagels.
Kallenkoter Wetering: afwateringssloot van ruim 4 km lengte, noordoostelijk van Steenwijk. Liep van de Drentse grens door de lage landerijen van Kallenkote en mondde dicht bij Steen­wijk uit in de Steenwijker Aa, waar zich tot in de jaren vijftig een klein schutsluisje bevond.
Kalsbeek, Gatze Gosses (Benedenknijpe gem. Schoterland 5 maart 1860 – Steenwijk 10 maart 1918), onderwijzer, boekhandelaar. Opende omstreeks 1910 een boek- en papierhandel in de Woldstraat, met daarbij een leesbibliotheek met meer dan drieduizend boeken. Daarnaast verkocht hij ansichtkaarten met stadsgezichten van Steenwijk waaronder in sepiadruk.
Kalsbeek, Gosse Teeke (roepnaam: Gotze; zoon van voorgaande; Steenwijk 22 mei 1892 – Steenwijk 29 juli 1947) was muziekdocent en van 1925-1947 organist van de Grote Kerk.
Kalsbeek, Gotze Lucas (zoon van voorgaande; Steenwijk 26 oktober 1927 – Utrecht 4 maart 1982), dermatoloog. Was sinds 1957 werkzaam aan het Academisch Ziekenhuis te Utrecht en sinds 1980 hoogleraar in de huid- en geslachtsziekten aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Kalverstraat: oud straatje dat de Gasthuisstraat met de Woldpromenade verbindt. De naam heeft betrekking op de kalvermarkten die hier vroeger gehouden werden. Vóór 1822 werd dit straatje Peperstraat genoemd. Ref.: HM 1996 n1 p10-14.
Kamaet; zie: Koematen en Oevers.
kameraar (ook: camener of cameraar): vroeger een lid van het stadsbestuur belast met het beheer van de financiën; tresoriër.
Kamer van Koophandel en Fabrieken. De Steenwijker vestiging werd in 1892 opgericht en in 1922, met die van Hoogeveen en Meppel, samengevoegd tot de Kamer van Koophandel voor Drenthe. Later viel Steenwijk onder de regio Zwolle. Ref.: HM 1990 n1 p10-15.
Kamp. Over de familie Kamp werd geschreven door A.F. Stroink in: HM 1998 n2 p45-51. Zie ook hoofdstuk 10.
Kamp, Antonie Willem (roepnaam: Toon; zoon van Henrik Kamp; Meppel 2 februari 1879 – Amsterdam 9 november 1945), jurist, letterkundige. Bracht zijn jeugd door in Steenwijk, was daar van 1905 tot 1911 advocaat en procureur, daarna in Den Haag. Maakte journalistieke reizen naar het buitenland en ontwikkelde zich als voordrachtskunstenaar en schrijver van toneelspelen en novellen. Bekend werk: Steenwijksch Dialect (1913), Houdt Steenwijk (Steenwijks volkslied 1931) en Bizarre Knipsels (1934). Ref.: HM 1996 n1 p15-19, PKN p775, SO p92-93, SW p185.
Kamp, De: kadastrale aanduiding (1832) van sectie C van de gemeente Steenwijk, de landen ten zuiden en zuidoosten van de stad: de Steenwijker Kamp en het Stads Heideveld; zie daar.
Kamp, Henrik (Zwartsluis 2 januari 1847 – Nijmegen 30 maart 1926), notaris. Was van 1879-1920 notaris te Steenwijk, met praktijk aan de Kornputsingel.
Kampen, De: kadastrale aanduiding (1832) van landen; (1): tussen Gelderingen en De Beek, aan de westkant van Steenwijkerwold; (2): ten noorden en zuiden van Nederland en halverwege Scheerwolde (ten noorden van de Rietweg).
Kampen, Albertus van (Steenwijk 13 juni 1909 – Steenwijk 2 oktober 1975), had een hengelsportzaak in de Koningstraat. Was onder de naam Avank bekend als tekenaar van karikaturen.
Kampstraat: straat, in 1901 genoemd naar de (Steenwijker) Kamp, die deel uitmaakt van de oorspronkelijk middeleeuwse kerkweg van Onna naar de Grote Kerk in Steenwijk. Zie ook: Gelderse Pad.
Kanaal Beukers-Steenwijk: een ruim 14,2 km lang kanaal van het Meppelerdiep naar het Steenwijkerdiep. In 1924 werd, als werkverschaf­fings­project, met graven begonnen en in 1929 was het kanaal vol­tooid. Het behoort tot de vaarwegklasse II, geschikt voor schepen met een laadvermogen tot 600 ton. De breedte bedraagt 20-35 m; de toegestane diepgang is 2.40 m. Behalve voor de scheepvaart is het ook voor de waterhuishou­ding een belangrijk kanaal. In 1985-1987 werd over 1.7 km de noordelijke aansluiting gedempt en verlegd in het belang van de infrastructuur ten westen van Steenwijk. Ref.: HM 1987 n2 p53-61; Sociaal-economische studie kanaal Beukers-Steenwijk (1992); SW p446.
Kanaal Steenwijk-Ossenzijl: een kanaal van 11.6 km lengte, van het Steenwijkerdiep naar de Kalenbergergracht bij Ossenzijl. Het is onderdeel van de vaarweg van Steenwijk naar Friesland. Als project voor werkverschaffing tijdens de cri­sisjaren werd in 1926 begonnen met de aanleg, in 1934 werd het voor de scheep­vaart open­gesteld. Het behoort tot de vaarweg­klasse II, geschikt voor schepen met een laadvermogen tot 600 ton. De toegestane diepgang bedraagt 1.80 m.
kanonskogels: worden nog regelmatig in en om Steenwijk gevonden. Ze zijn van buitenaf op de stad afgevuurd tijdens het beleg van Steenwijk in 1581-1582, of in 1592 toen er 29.000 zijn afgevuurd. De meeste zijn naderhand verplaatst; de zwaarste wegen 17.5 kg. Ref.: SO p37.
kantongerecht: de laagste instantie in de Nederlandse rechterlijke hiërarchie, ingesteld in 1811. Van 1838-1994 was het kantongerecht van Steenwijk ondergebracht in het voormalige stadhuis aan de Markt 72.
kanunniken: geestelijken verbonden aan een kapittelkerk; zie daar.
Kaorrepad: voormalig pad vanaf de Molenstraat, langs de stadswal, naar de Molenwal. De oudste huisjes hier werden in1955 gesloopt.
Kapelbrug: voormalige vaste brug over de Kapelsloot, als verbinding in de Steendijk tussen Steenwijk en Tuk. De houten brug werd in 1829 vervangen door een gemetselde; deze werd in 1931 vervangen door de bekende Dolderbrug.
Kapelschans: voormalige schans (1581) op de kruising van de Steendijk met de Kapelsloot.
Kapelsloot (ook: Capellesloot): voormalig omleidingskanaal van de Steenwijker Aa aan de noordwestzijde van de stad. Werd in 1575 gegraven voor kleine vaartuigen ter ontlasting van de drukte bij het Woldschut. Genoemd naar het nabijgelegen Capelle: zie daar.
kapittelkerk (of: collegiale kerk): kerk waaraan een college van kanunniken verbonden is dat het bestuur ervan vormt. Op 29 februari 1295 verhief bisschop Jan II van Sierck de parochiekerk van Steenwijk tot kapittelkerk en benoemde de priester Wigherus de Steenwick tot proost (deken) van het kapittel. Tot het kapittel behoorde ook een kapittelschool. Behalve in Steenwijk (Sint Clemens), waren er drie kapittelkerken in Utrecht (Sint Jan, Sint Pieter en Sint Marie), één in Deventer (Sint Lebuïnus) en één in Oldenzaal (Sint Plechelmus). Het kapittel van Steenwijk telde twaalf kanunniken welk aantal in 1303 wegens gebrek aan inkomsten tot zes werd teruggebracht. Zie ook: cartularium en hoofdstuk 4.
kapittelschool. Van 1295-1580 was er een school verbonden aan het kapittel van de Sint Clemenskerk, de oudste school van Steenwijk. De school werd geleid door één van de kanunniken, scholaster of rector genoemd en diende voor de opleiding van geestelijken en later ook voor andere jongens van welgestelde ouders. Na de hervorming werd de school in 1592 voortgezet als stadsschool, geleid en beheerd door de magistraat (stadsbestuur).
Karel V ( Gent 24 februari 1500 – San Yuste, Spanje 21 september 1558), Duits keizer. Voltooide in de Nederlanden de eenheid van de 17 gewesten, verwierf in 1528 Utrecht en het Oversticht. Richtte in 1531 een centraal bestuur in en benoemde stadhouders in de gewesten. In het oud-archief van Steenwijk bevindt zich een brief van hem uit 1534 over de nasleep van de verovering van Steenwijk in 1523 door George Schenck van Toutenburg en de Geldersen. Ref.: SO p33.
Karenbrug (ook: Karelbrug, Karonsbrug): naam (1832) van een houten brug over de voormalige Zuidveense Aa, als verbinding tussen Zuidveen en de Broekslagendijk.
Karnebeek, Herman Adriaan van (Den Haag 21 augustus 1874 – Den Haag 29 maart 1942), staatsman. Was sinds 1923 eigenaar en bewoner van het landgoed Eese ten noorden van Steenwijk. Ref.: SW p212.
Karpervijver: gegraven waterpartij tussen de woonwijken Oostermeenthe en Nieuwe Gagels, 4 ha.
Karrespoor; zie: Mannenkoor Karrespoor.
Karssen, Dirk Jan (Harderwijk 12 augustus 1848 – Baarn 22 juli 1926) was van 1883 tot 1885 predikant van de Hervormde Gemeente te Steenwijk.
Kastanjelaan: voormalige verbindingsweg tussen station en Stationsstraat, ter weerszijden beplant met kastanjebomen. Sinds 1971 ingericht als ruimte voor langparkeerders.
Kasteel, Het (1): het voormalige, door de bevolking zo genoemde, blokhuis dat in 1523 werd gebouwd op last van de toenmalige stadhouder van Friesland, George Schenck van Toutenburg. Het stond aan de zuidwestzijde van de Gasthuisstraat en werd in 1527, toen Overijssel onder Karel V kwam, afgebroken. Restanten van een slotgracht zijn lange tijd zichtbaar gebleven. (2) zie: Eese, legende.
Kate, Bernard Gerrit ten (Kampen 28 februari 1900 – Steenwijk 27 februari 1974), jurist. Was van 1956-1974 notaris te Steenwijk.
Katers, Jan (Steenwijk 9 oktober 1923 – Steenwijk 8 augustus 1992), bedrijfsleider, schilder. Werkte aanvankelijk als huisschilder, later als fijnschilder in Nolles’ fabriek van Wildebras-poppen. Zijn ervaring in het gebruik van kunststoffen kwam van pas bij de oprichting (1957) van DYKA, waar hij tot 1978 bedrijfsleider was. Daarnaast was hij een verdienstelijk schilder en tekenaar van landschappen in de omgeving van Steenwijk. Ref.: SW p415.
Katholiek Militair Tehuis: in 1938 gevestigd op de hoek van de Molenstraat en de Scholestraat, later in Villa Veste.
kazerne; zie: Johannes Postkazerne; Johan van den Kornputkazerne.
Kazerne, De (ook: ’t Kesarn): vroegere benaming voor de arbeiderswoningen die tussen 1908 en 1922 gebouwd zijn in de woonwijk De Beitel. De naam duidt op de grote mate van gelijkvormigheid van de woningen.
keerschut; zie: verlaat.
keibestrating. Tijdens de herinrichting van de stadswallen in 1999, kwam bij de Onnadwarsstraat een stuk keibestrating uit omstreeks 1410 aan het licht. Ref.: SO p9.
Keizer, Aart (zoon van Willem Th. Keizer; Steenwijk 24 november 1948), administrateur, toneel- en muziekregisseur. Actief in muziek en cabaret o.m. bij de groep Graf (winnaar Loosdrechtfestival 1982) en toneel in Meppel en Steenwijk. Tekstschrijver van o.m. het lied Steenwieker Toorn (1979). Als type bekend onder de naam Eppe de Snoeverd.
Keizer, Adolf (zoon van Dirk Keizer; Steenwijk 4 maart 1875 – Arnhem 1 mei 1965), winkelier. Had van 1905-1926 een galanteriewinkel in de Woldstraat, De Goedkoope Bazar. Bijzonder was zijn assortiment van ongeveer honderd verschillende ansichtkaarten van Steenwijk.
Keizer, Dirk (Steenwijk 27 september 1840 – Steenwijk 15 december 1924), boekbinder, winkelier. Had sinds de jaren zestig tot 1905 in de Oosterstraat een galanteriewinkeltje. In 1900 begon hij, als eerste in Steenwijk, met een assortiment ansichtkaarten van Steenwijk en omgeving.
Keizer, Frans (zoon van Willem Th. Keizer; Steenwijk 16 juni 1943), ziekenfondsmedewerker. Schreef: Het ziekenfonds in Steenwijk van toen tot nu (2003) en een levensbeschrijving van de markante Steenwijker kunstschilder Pieter Schep (1888-1961) (2006).
Keizer, Willem Theodorus (Steenwijk 16 december 1904 – Meppel 23 oktober 1982), ziekenfondsmedewerker. Schreef in de jaren dertig een opstel dat postuum, met medewerking van zijn zoon, werd gepubliceerd: Steenwijks vroegste geschiedenis; een poging tot reconstructie (2000). Ref.: HM 2000 n1 p2-20.
kerkarchief; zie: Hervormde Gemeente.
Kerkbuurt: tot 1972 de naam van het dorp dat sindsdien Steenwijkerwold heet. De naam heeft betrekking op de in 1285 gestichte kerk “op de hoogte van Tye”. Kerkbuurt heeft al sinds de 17e eeuw een school, die in 1811 werd vervangen door een nieuwe, schuin tegenover de kerk. Ook deze werd in 1897 vernieuwd en in 1955 op een andere plaats herbouwd als Woldschool.
kerkelijke archieven; zie: Hervormde Gemeente.
kerkelijke gezindte (zie de tabel). Zowel in Steenwijk als Steenwijkerwold was het percentage hervormden in 1850 zeer hoog (84). In beide gemeenten is dit afgenomen; in de stad wat sterker dan op het platteland. Het percentage rooms-katholieken bleef in Steenwijk gelijk (5); in Steenwijkerwold, van oudsher een katholieke plaats, steeg dit van 14 naar 18. Het percentage joden was in 1850 in Steenwijk vrij hoog (5); in Steenwijkerwold gelijk aan het landelijk gemiddelde (2). In 1850 was het nog niet gebruikelijk zich als buitenkerkelijk te laten registreren; in 1950 was het percentage in de stad tweemaal zo hoog (29) als op het platteland (14).
kerken (kerkgebouwen). In de middeleeuwen had Steenwijk drie kerken: de Grote- of Sint Clemenskerk, de Kleine- of Onze Lieve Vrouwekerk en de Gasthuiskerk. De laatste werd in 1592 verwoest. Buiten de stad was er een kerk in Steenwijkerwold en Scherwolde; zie ook: dochterkerken.
In de 20e eeuw zijn er veel (kleine) kerken bijgekomen. Thans worden in Steenwijk de volgende gebouwen voor de reguliere eredienst gebruikt: Grote- of Sint Clemenskerk (Hervormde Gemeente), Kleine- of Vrouwekerk (Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt), Rooms Katholieke Sint Clemenskerk, Gereformeerde Kerk, Nederlands Gereformeerde Kerk, Doopsgezinde Kerk, Christelijk Gereformeerde Kerk, Nieuw-Apostolische Kerk, Baptisten Gemeente (Pniël), Rafaël Gemeente Het Nieuwe Leven, Het Apostolisch Genootschap en de Vrije Zendingsgemeente. Buiten de stad bevinden zich de volgende gebouwen: De Ontmoeting (Hervormde Gemeente) in Eesveen, Ebenhaëzer (Hervormde Gemeente) in Onnaveld, Hervormde Kerk te Steenwijkerwold en Rooms Katholieke Sint Andreaskerk te Steenwijkerwold, Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt te Wetering, Hervormde Kerk te Willemsoord en Stichting Evangelische Gemeente Samuel te Witte Paarden. Zie ook: synagoge. Ref.: J. de Kruyf. Kerken in de Kop (2007).
kerkfiliatie; zie: dochterkerk.
kerkgenootschappen. In Steenwijk en de voormalige gemeente Steenwijkerwold zijn de volgende kerkgenootschappen vertegenwoordigd: Apostolisch Genootschap, Baptisten Gemeente, Christelijk Gereformeerde Kerk, Doopsgezinde Gemeente, Stichting Evangelische Gemeente Samuel (Witte Paarden), Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt (Steenwijk, Wetering), Protestantse Gemeente (Steenwijk, Steenwijkerwold, Willemsoord), Nederlands Gereformeerde Kerk, Nieuw-Apostolische Kerk, Rafaël Gemeente Het Nieuwe Leven, Rooms Katholieke Parochie Sint Clemens, Rooms Katholieke Parochie Sint Andreas (Steenwijkerwold), de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden en de Vrije Zendingsgemeente. De Gereformeerde Kerken in Nederland en de Nederlandse Hervormde Kerk werden in 2004 samengevoegd tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Van de niet-christelijke godsdiensten neemt de Islamitische Stichting Nederland de belangrijkste plaats in. De veranderingen in de kerkelijke gezindte in de laatste eeuwen blijken uit bijgaand overzicht. Voor een gedetailleerde beschrijving van het kerkelijk leven in Steenwijk en Steenwijkerwold wordt verwezen naar: SW p61-78. Zie ook: kerkelijke gezindte.
kerkhof: oorspronkelijk een omsloten ruimte rond een kerk. Op de door Johan van den Kornput getekende kaart (1581) is een dergelijke omsluiting (een lage muur) om de Grote Kerk zichtbaar. Daarbinnen was gewijde grond, gebruikt als begraafplaats en bovendien erkend als vrijthof. De muur diende ook om loslopend wild en vee te weren. De graven rond de Grote Kerk werden in 1920 geruimd. Het kerkhof van de Hervormde Kerk in Steenwijkerwold is nog intact. Zie ook: Baarlo, Vrijthof.
kerkklokken; zie: luidklokken.
kerkorganisten; zie: organisten.
kerkorgels. In de Grote Kerk te Steenwijk staat sinds 1861 het grootste kerkorgel dat Petrus van Oeckelen ooit gebouwd heeft. Sinds 1939 valt het onder monumentenzorg. In 1947 werd het voorzien van elektrische windvoorziening; daarvóór waren er orgeltrappers. Ook in de Kleine Kerk bevindt zich een orgel (1880) van dezelfde bouwer. De Doopsgezinde Kerk heeft een orgel dat oorspronkelijk in 1730 werd gebouwd, waarschijnlijk door een leerling van Arp Schnitger. In de aula van uitvaartcentrum De Laatste Eer aan de Kornputsingel 42 bevindt zich een orgel uit 1898 gebouwd door Roelf Meyer. Het orgel van de Hervormde Kerk in Willemsoord is een rijksmonument. Ref.: HM 2011 n2 p92-95; SO p24; J. ter Steege. Zij hielden de lofzang gaande; over de orgels, organisten en orgeltrappers van de Hervormde Gemeente in Steenwijk (1992).
kerkpatroon; zie: Andreas, Clemens.
kerkstichting: mogelijk was Willibrord, in het begin van de 8e eeuw, stichter en naamgever van het eerste kerkje in Steenwijk, de voorloper van de Grote- of Sint Clemenskerk. Van hieruit werden verschillende dochterkerken gesticht.
Kerkstraat (vroeger ook: Grote Kerkstraat): verbindingsstraat tussen de Markt en de Grote Kerk, in 1425 voor het eerst genoemd.
Kerkvoorde, Johannes Charles van (roepnaam: Jan; zoon van de volgende; Steenwijk 9 augustus 1868 – Wolvega 6 januari 1955) was een veelzijdig ondernemer: hotelhouder, winkelier, dirigent, componist en muziekleraar. Was van 1922-1945 dirigent van het Steenwijker Fanfarecorps Tot Steun in de Strijd. Zie ook hoofdstuk 15.
Kerkvoorde, Johannes Jacobus van (bijnaam: d’Olde Geite; Deventer 4 september 1828 – Steenwijk 10 april 1924) diende in het Vreemdelingenlegioen en werkte na 1862 als bode voor de gemeente Steenwijkerwold. Was daarnaast visafslager en speelde een belangrijke rol in de Steenwijker schutterij. Verder was hij dansmeester en speelde met zijn zonen dansmuziek in Steenwijk en omgeving. Was oprichter en dirigent (1890-1907) van het Steenwijker Fanfarecorps en werd daarin opgevolgd door Jan Godefroij (1). Zie ook hoofdstuk 15.
Kerkvoorde & Hollander, Van: voormalige bekende boek- en kantoorboekhandel, drukkerij en uitgeverij, sinds 1913 gevestigd aan de Gasthuisstraat 59, sinds 1921 aan de Gasthuisstraat 21-23 te Steenwijk. Oprichters waren Charles van Kerkvoorde (1878-1968), zoon van J.J. van Kerkvoorde, en Bastiaan Hollander (1887-1964). In 1932 kreeg Willem van Kerkvoorde (1902-1979), zoon van Charles, de leiding over de boekhandel. In 1965 werd deze opgevolgd door diens schoonzoon H. Dorman (1940). De kantoormachinehandel werd in 1980 verplaatst naar Gasthuisstraat 59 (sinds 1991 eigendom van J. Spin), de drukkerij werd in 2000 gesloten en de boekhandel is in 2006 overgegaan naar Planteyn Boeken.
kerkweg: weg die vanuit een bewoonde omgeving naar de kerk voert. In Steenwijk zijn de Kampstraat (Onnaweg), Onnastraat (Nieuwe Onnastraat) en Wilhelminastraat (Trappenweg) van oorsprong middeleeuwse kerkwegen. Zie ook: doodweg.
Kermis- en Circus Museum: gevestigd in een gemeentelijk pand aan de Onnastraat 3 te Steenwijk. Permanente tentoonstelling van miniatuur kermis- en circusattracties in 1983 aangekocht van respectievelijk G.W. van Heijst en H.W. Volkers. De feestelijke opening vond plaats op 30 april 1986 door Toni Boltini. Op de binnenplaats een zweefmolen. Ref.: SW p450.
kerspel (of: parochie): kerkelijke gemeente, in de Middeleeuwen het rechtsgebied van een kerk. Elk kerspel bestaat uit een (kerk)dorp met meestal één of meer buurtschappen of gehuchten. Van de 16e eeuw tot de Napoleontische tijd kwamen de kerspelgrenzen meestal overeen met die van de burgerlijke gemeenten na 1811. Het tegenwoordige grondgebied van de gemeente Steenwijkerland omvat de volgende middeleeuwse kerspelen: Steenwijk, Steenwijkerwold, Scherwolde, Paasloo, Oldemarkt, Kuinre, IJsselham, Blankenham, Blokzijl (sinds 1594), Vollenhove, Giethoorn, Wanneperveen en Dinxterveen.
Ket, Cornelis Pieter (roepnaam: Cees; Meppel 4 juli 1921 – Meppel 20 augustus 1998), journalist. Was van 1968 tot 1986 werkzaam bij de OSC, laatstelijk als chef-redacteur, en columnist bij de Meppeler Courant. Bedenker en schrijver van de rubriek Kleine Steenwijker Kroniek onder het pseudoniem Pieter de Koning en geestelijk vader van de fantasiefiguren Lute en Endrik. Ref.: OSC 7 juni 1994.
Keurboek: officieel als wetboek geldende verzameling van keuren (plaatselijke verordeningen). In het oud-archief van Steenwijk bevindt zich het Koerboeck der Stadt Steinwijck (1579), opgesteld door stadssecretaris Mr. Zigher ter Steghe, dat tot 1713 gehanteerd werd. Ref.: J.W.A.D. ten Holt. Diplomatische uitgave van het keurboek van de stad Steenwijk (1986). Zie ook: Stadboek.
keurnoot; zie: boontrekking.
Kiekersveld: veld aan de oostzijde van Huis Eese, waar (vóór 1795) bewoners en publiek getuige konden zijn van terechtstellingen op het aangrenzende Galgenveld.
Kiele, De: verbindingssloot tussen de Stouwe en het Rungat, ongeveer 3 km ten zuiden van Zuidveen.
Kiers, Jakobus (roepnaam: Ko; Steenwijk 29 augustus 1930 – Zwolle 8 oktober 2006), ondernemer, politicus. Van jongs af vennoot in familiebedrijf van groothandel in kruidenierswaren. Sinds jaren 50 politiek actief voor CHU, van 1983-1987 lid van de EK voor het CDA. Daarna werkzaam voor de EU in Brussel als voorzitter van de EUMC, ten dienste van het midden- en kleinbedrijf. Schreef het autobiografische Van Steenwijk via Den Haag naar Europa; mijn leven en werken met het midden- en kleinbedrijf (1995).
Kiers, Matthijs: Steenwijker burger die tijdens de belegering van de stad in 1580-1581 belangrijke diensten als koerier verrichtte voor Johan van den Kornput.
Kiers, Meinardus Johannes (Steenwijk 1776 – Steenwijk 11 oktober 1852), bestuurder. Was van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk, later werkzaam als rijksontvanger en daarnaast opperbrandmeester.
Kijk in de Pot (ook: Kornputstoren): naam van een verrijdbare houten toren vanwaar men, over de stadswal heen, in de stad kon kijken. Een dergelijke stellage werd ingezet tijdens de herovering van Steenwijk in 1592 en zou een uitvinding zijn van Johan van den Kornput. Ref.: HM 1999 n4 p106.
Kijk op de Kop: naam van de Gemeentegids, sinds 2001 jaarlijks gedrukt en uitgegeven door Drukkerij Hovens Gréve B.V.
Kijk op Steenwijk: naam van de Gemeentegids, in de periode 1973-2001 jaarlijks gedrukt en uitgegeven door Drukkerij Hovens Gréve B.V.
Kikkerij: (1): voormalige buurtschap aan de Steenwijker Aa, onge­veer 1 km oostelijk van Muggenbeet. Volgens overlevering zou hier ooit een kerkje hebben gestaan. (2): naam van een voormalig rijkswerkkamp aldaar.
kiosken: kleine vrijstaande winkeltjes waarin kranten, tijdschriften, tabak en snoep verkocht werd. Steenwijk heeft er sinds 1931 lange tijd drie gehad: aan de Oosterpoort, de Woldpoort en de Gasthuispoort. Mede door vandalisme werd het steeds moeilijker de kiosken in stand te houden; de laatste, die bij de Gasthuispoort, werd in 2004 opgeheven. Ref.: SW p384-386.
Kist, Kees (Steenwijk 7 augustus 1952), beroepsvoetballer. Speelde bij V.V. Steenwijk, S.C. Heerenveen en AZ67. Speelde van 1975 tot 1980 interlandwedstrijden, was éénmaal Europees topscorer, tweemaal tweede en kwam 21 keer uit voor het Nederlands elftal. Speelde daarna bij Paris St. Germain, Mulhouse en eindigde met voetballen in 1990 bij S.C. Heerenveen.
Klasens, Hillie (roepnaam: Hilly; Steenwijk 13 oktober 1943), bibliothecaresse. Was van 1961-2001 werkzaam in het bibliotheekwezen, sinds 1986 als hoofdbibliothecaresse van de Stichting Openbare Bibliotheek te Steenwijk. Is voorzitter van de Stichting Schrijversfestival Steenwijk en Omstreken. Schreef onder meer: Kijk ons eens: Steenwijk in de Nederlandse literatuur (met W.H. Heij; 2002).
Klaverblad, Het: voormalige houtzaagmolen van Barend Volkers aan de zuidzijde van het Steenwijkerdiep. De molen was in 1842 gebouwd op het Bickerseiland in Amsterdam en werd in 1878 verkocht, afgebroken en weer opgebouwd in Steenwijk. In 1908 door brand verwoest.
Klein maar Dapper: oorspronkelijke naam van Voetbal Vereniging Steenwijk.
Kleine Baars; oude boerderij op de Eiderberg in de buurtschap Baars; zie daar.
Kleine Kamp, De: kadastrale aanduiding (1832) van landen, 0.7 km ten zuidwesten van de stad. Het gebied werd in de 1e helft van de vorige eeuw ingericht als woonwijk Steenwijk West.
Kleine Kerk (of: Onze Lieve Vrouwekerk, kortweg Vrouwekerk, vroeger ook Mariakerk) aan de Vrouwenstraat 5. Toen in 1295 de Sint Clemenskerk werd verheven tot kapittelkerk, werd hier ter plaatse van de “Maria Capelle” een nieuwe parochie- of stadskerk gebouwd. Deze kerk, gewijd aan Maria (Onze Lieve Vrouwe), werd in 1477 door brand getroffen, maar werd nog in hetzelfde jaar herbouwd. Het is een laatgotische driebeukige pseudo-basiliek waarvan de beuken door ronde, van baksteen gemetselde, kolommen van elkaar zijn gescheiden. Ook het overige schoonmetselwerk, de preekstoel (1654), het neogotische portaal, de orgelgalerij en de verdere inrichting maken het een bezienswaardig gebouw. Tijdens de restauratie in de periode 1950-1957, uitgevoerd door de firma Aberson en begeleid door de Steenwijker architect H.J. van Ommen, kwam in de voorgevel een fraai gebeeldhouwd anker tevoorschijn. Hierboven een gotisch torentje. Het gebouw, een rijksmonument, is sinds 1 februari 1993 in eigendom en gebruik van de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. In de jaren 2001-2002 werden het dak, de westgevel en het torentje gerestaureerd. Ref.: A. Reinstra. Een sieraad voor de stad; de geschiedenis van de Kleine Kerk te Steenwijk (2002); HM 2012 n1 p10-23; SO p28-29. Zie ook hoofdstuk 16.
Kleine Meenthe: zuidoostelijk deel van de Zuidermeenthe. Kadastrale aanduiding (1832) van landen tussen de Aa en het Steenwijkerdiep, aan de westkant van de stad. Sinds 1899 grotendeels ingericht als Park Rams Woerthe.
Kleine Steenwijker Kroniek; zie: Ket.
Kleirondeel; zie: Jan Snoeks Bolwerk.
Klijnsma, Albert (Rotsterhaule gem. Schoterland 15 juni 1884 – Willemsoord 20 juli 1979), landbouwer. In de periode van 28 september 1944 tot 18 april 1945 was hij waarnemend burgemeester van Steenwijkerwold.
Klijnsma, Albert (Oosterzee gem. Lemsterland 30 augustus 1884 – Heerenveen 9 oktober 1970; begr. Wolvega), ambtenaar. Werkte van 1917-1927 bij de Rijksverzekeringsbank in Amsterdam en daarna tot 1947 als gemeenteontvanger van Steenwijk.
Klijnsma, Sent Foppes (Wolvega 9 november 1790 – Wolvega 4 maart 1874), militair. Was leraar wiskunde aan de KMA, werd in 1853 gepensioneerd als kolonel en schreef enkele boeken, waaronder: Geschiedkundige herinneringen aangaande de voormalige vestingen Steenwijk, Kuinre en Blokzijl (1853). Ref.: NBW dl 6 p885.
Klimmerboom, Sjoerd (Franeker 13 april 1852 – Zierikzee 1927) was van 1876-1880 organist van de Grote Kerk in Steenwijk en sinds 1895 van de Nieuwe Kerk in Zierikzee.
klokken; zie: luidklokken.
klokluiden. Het luiden van de klokken van de Sint Clemenstoren was een door de stad bezoldigd ambt totdat in 1965 werd overgegaan naar een automatische luidinstallatie. Ref.: SW p189. Zie ook: Boonstra-van de Boer, luidklokken.
Klooster, Jan ten (Kalenberg 15 april 1943), registeraccountant, bestuurder. Was financieel directeur DYKA (1985-1996), daarna tot 2002 eigenaar accountantskantoor en tot 2006 directeur St. IJsselacademie; vele jaren docent HBO. Was daarnaast toezichthouder (RVT/RVC) bij de Rabobank Steenwijk-Brederwiede, Ov. Bibliotheek Dienst, NoordWestGroep en Wetland Wonen. Bestuurder op maatschappelijk gebied bij o.m. de Stichting Openbare Bibliotheek, Ver. Plaatselijk Belang Tuk, Stichting Multifunctioneel Centrum Willemsoord, Stichting raad voor Bejaardenwerk Steenwijkerwold, Uitvaartvereniging De Laatste Eer en Stichting Instituut Collectie Krop.
Kloosterhuis, Cecilia Alberta (roepnaam: Cilia; Willemsoord 4 december 1909 – Tuk 25 december 1979), ingenieur. Was van 1931 tot 1973 directrice van landbouwhuishoudscholen te Markelo, Goor, Wageningen en Groningen. Haar levenswerk is: De bevolking van de vrije koloniën der Maatschappij van Weldadigheid (1981). Ref.: SW p430.
kluft (of cluft): Middelnederlandse vorm van het woord ‘klucht’, een ‘deel’ van bijvoorbeeld een stad, dorp, kerspel, streek, gebied of veenderij. De stad Steenwijk was sinds het midden van de 16e eeuw om bestuurlijke redenen verdeeld in een Ooster- en een Westerkluft. Het woord ‘kluft’ gaat terug op het werkwoord ‘klieven’: in stukken splijten.
Klunderswoert: veldnaam (1789) op de Steenwijkerkamp.
knapzakroutes; zie: kuierroutes.
Knippenberg, Petrus Antonius Maria van (roepnaam: Peter; Venlo 21 februari 1954), leraar. Medeoprichter, bestuurslid en secretaris (1984-1990) van de HVS. Schreef, in drie afleveringen, het artikel: Het ontstaan van Steenwijk (1984/85).
Knokke, familie van der: over de oorsprong van de familienaam en de afstamming van Abraham vande Cnocke (1642-1702), zie: HM 2010 n3 p108-121.
Knokke, Jan van der (Steenwijk 26 januari 1933), procuratiehouder. Schreef onder meer: De nazaten van Jan van der Knokke en Femmigje Heinhuis (1995), Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog (1998) en Van Drogen in Steenwijkerwold (2001).
Knol. Over de genealogie van de familie Knol, zie: HM 1984 n1 p32.
Knol, Jan; zie: Molen van Jan Knol.
Koe en Kalf: volksnaam voor een tweetal grote zwerfstenen aan het begin van de Duivenslaagte, 3 km ten noorden van Steenwijk. Het is geen oude rechtsplaats, noch een ruïne van een hunebed. Waarschijnlijk zijn de stenen daar ooit geplaatst of blijven liggen na een onderbroken transport.
Koematen en Oevers: kadastrale aanduiding (1832) van een circa 3 tot 5 km west­zuidwestelijk van Steenwijk gelegen gebied. Tot aan de ontgin­ning in 1920 bevonden zich hier langs de Olde Aa talloze watertjes, dijkjes, oeverwallen en onregel­ma­tig gevormde percelen. Een stuk uit het archief van het Schoutambt Steenwijk uit 1629 vermeldt: “de Kamaet ofte d'Olde Aa”. In een overdracht van 1685 lezen we: “van olts genaemt pluris cama­den”. Onder 'maat' of 'made' moeten we hooiland ver­staan; denk aan het werkwoord 'maaien' en aan het Engelse woord 'meadow'. Kamaet betekent dus: hooiland tussen de kaden (lage dijkjes). Oevers heeft betrek­king op de oude oeverwallen van de Aa, waarvan de sporen hier en daar nog in het landschap te herkennen zijn.
Koenen, Upko (Steenwijk 28 maart 1912 – Steenwijk 3 mei 1967), wethouder, ouderling. Speelde in de 2e WO een voor Steenwijk belangrijke rol in de illegaliteit. Was in de periode 1946-1962 gemeenteraadslid en tweemaal wethouder en loco-burgemeester van Steenwijk voor de PvdA. Daarnaast was hij van 1960-1967 directeur van Drukkerij Hovens Gréve en vele jaren ouderling van de NH Gemeente en leider van de zondagsschool. Verder was hij in 1966 medeoprichter en naamgever van het verzorgingscentrum Zonnekamp. Ref.: SW p410.
Koepel, De (ook Jagershuis genoemd): markante boerderij op de Eiderberg, met een rietgedekt rond voorhuis. Het werd omstreeks 1870 gebouwd als jachthuis, destijds behorende tot het landgoed De Bult.
Koepeltje van Beerta; zie: theehuisje.
Koers, Geert (Blesdijke 19 mei 1902 – Willemsoord 29 januari 1982), timmerman, vakbondsman. Was van 1922-1958 secretaris van de NVV afdeling Steenwijkerwold en sinds 1934 lid van de Bondsraad. Daarnaast was hij van 1937-1970 voor de PvdA gemeenteraadslid van Steenwijkerwold, waarvan 9 jaar als wethouder. Ref.: SW p282.
Kolderveen: dorp, ongeveer 8 km zuidzuidoostelijk van Steen­wijk, ontstaan aan de veendijk die vanuit Havelte in zuidwes­telijke rich­ting is aangelegd en waarlangs al in de 13e eeuw vervening plaats vond. De plaats heette toen nog Hesselterveen. Blijkens een stuk uit 1310 verleende Philippus, deken van Steenwijk, in opdracht van de bisschop van Utrecht, toestem­ming aan de bewoners van Uffelte, Hesselte (Havelte) en Hes­selrevene een eigen kerk te bouwen. In 1362 kreeg de plaats, toen  aangeduid als Kolderveen, een eigen kerk. Hierin heeft 'kold' of ‘koud’ de betekenis van ‘afstandelijk’ en zou de naam dus duiden op een afgelegen veenontginning.
Kolk: de havenkom van Blokzijl, aangelegd omstreeks 1550, toen de Steenwijkerzijl tot schut­sluis werd verbouwd. De tegenwoor­dige vorm dateert van 1581, toen Blokzijl in een vesting werd veranderd.
Kolk, Gerrit van der (Steenwijk 23 maart 1864 – Steenwijk 28 maart 1933), koopman. Had een groothandel in koloniale en grutterswaren in de Oosterstraat. Volgde Henk Strijker op als commandant van de brandweer en was 26 jaar voorzitter en regent van de Stichting voor Liefdadigheid aan de Kornputsingel.
Kolk van Wicherson; zie: Balkengat.
Koloniën van Weldadigheid; zie: Weldadigheid.
Kolonievaart; zie: Westerbeeksloot.
kolonisten: bewoners van de Koloniën van Weldadigheid; zie: Weldadigheid.
Kom, Huize De: herenhuis met voormalig landgoed aan de Bultweg 25 in De Bult. Sinds vele jaren als vakantiepark in gebruik. De parkvijver werd omstreeks 1850 gegraven in opdracht van Johan van der Hoop.
Koning, Pieter de; zie: Ket.
Koning, Willem (Den Haag 5 oktober 1832 - na 1909), geschiedschrijver. Begon als onderwijzer, sinds 1860 directeur van de Rijkstelegraaf te Monster, later te Steenwijk, Delfshaven en Amsterdam. Schreef talloze artikelen en enkele boeken op historisch gebied waaronder: Harmen Coops Fledderus; populaire schetsen uit de onlusten te Steenwijk onder de stadhouderlijke regeering van prins Willem IV (1874, 2e dr.) en Steenwijk verdedigd door Johan van den Kornput 1580-1581 (1881).
Koningslaan; zie: Franse Laan.
Koningstraat: korte winkelstraat tussen de Markt en de Scholestraat, ontstaan na 1523 toen de Markt verkleind werd. Ref.: HM 2007 n2 p81-100.
Koningsveen (1): drie kluften veenland, genoemd in 1601, gele­gen tussen het Tympenveen en het Gasthuis Oosterveen, ten zuiden van Zuidveen. (2): de naam van een klein ven, even zuid­oostelijk van de buurtschap De Pol, 5 km ten noordwesten van Steenwijk.
koninklijk bezoek aan Steenwijk. Op 4 augustus 1913 brachten H.M. Koningin Wilhelmina en Z.K.H. Prins Hendrik een bezoek aan Steenwijk ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Koninkrijk. Op 2 september 1931 bracht Z.K.H. Prins Hendrik een bezoek aan Steenwijk bij de herdenking van Steenwijks ontzet in 1581. Op 1 juli 1953 bracht H.M. Koningin Juliana een bezoek aan Steenwijk, het nieuwe dorp Scheerwolde en het opleidingscentrum van De Voorzienigheid in Steenwijkerwold. Op 11 september 1971 brachten Prinses Beatrix en Prins Claus een bezoek aan Steenwijk voor de opening van De Meenthe en op 18 mei 1981 (als koninklijk paar) voor de officiële opening van de toen gerestaureerde Grote Kerk.
Kooistra, Simon (Hidaard gem. Hennaarderadeel 31 maart 1884 – Noordbergum gem. Tietjerksteradeel 4 oktober 1952; begr. Folsgare gem. Wymbritseradeel) was van 2 mei 1920 tot 30 maart 1924 predikant van de Nederlandse Hervormde Gemeente van Steenwijk.
Kooi van Pen: een in 1884 opgerichte eendenkooi, zuidooste­lijk van Kalen­berg in het Nationaal Park Weerribben, eigendom van Staatsbosbeheer. Het is de grootste eendenkooi van Euro­pa, bestaat uit vijf kooiplassen met achttien vangpijpen en beslaat een oppervlakte van 35 ha. De kooi is niet voor het publiek toegan­kelijk.
Kooiwegbrug: gemeentelijke ophaalbrug (1932) over het Steenwijkerdiep, in de Kooiweg bij Scheerwolde, 7.5 km ten zuidwesten van Steenwijk.
Koopmans, Bonne (Hemrik gem. Opsterland 13 juni 1918 – Meppel 18 september 2004), onderwijzer. Begon als onderwijzer in Hallum, sinds 1954 in Steenwijk aan de Huishoudschool, later als hoofd van de Wilheminaschool. Oprichter (1967) van de Stichting Galerie Steenwijk, vele jaren voorzitter van de plaatselijke afdeling van de PvdA en bestuurslid van de toenmalige Oudheidkamer.
Koorndrager, De: voormalige korenmolen op het Zwanennest Bolwerk, in het verlengde van de Korte Woldstraat. De molen werd in 1862 afgebroken, het bolwerk in 1870 afgegraven.
Koot, Annica (Bloemendaal 3 februari 1955), beeldend kunstenaar, therapeute. Houdt zich, naast haar therapeutische praktijk voor integrale reflexologie, bezig met gemengde schilderkunst en het maken van bronzen plastieken. Kreeg in Steenwijk bekendheid door het gedenkteken Een gebroken tegel (1997), gemaakt voor het Comité Indisch Monument Steenwijk.
Kooten, Antoon van (Montfoort 7 september 1872 – Den Haag 30 september 1940) was 1907 tot 1917 predikant van de Hervormde gemeente in Steenwijk.  
kop: oude inhoudsmaat, gelijk aan 1/256 mud; sinds 1820 verouderde benaming van een liter.
Koperberg: voormalige uitspanning aan de Kallenkoterallee, in 1911 gebouwd in opdracht van David de Wit. De Koperberg was lange tijd Steenwijks belangrijkste uitgaanscentrum, niet alleen als café, maar ook als plaats voor festiviteiten, dans en muziek, manifestaties en wedstrijden. Ook was hier het thuishonk van de voetbalvereniging Steenwijk en later van Steenwijker Boys. In 1964 werd de Koperberg afgebroken om plaats te maken voor het winkelcentrum van woonwijk De Gagels. Ref.: HM 2007 n2 p68-80.
Kopje Cultuur: jaarlijkse manifestatie in Steenwijk waarbij verschillende uitingen van kunst en cultuur aan het publiek gepresenteerd worden. In het tweede weekend van september vinden, in combinatie met de Open Monumentendag, diverse evenementen plaats in de binnenstad, in Park Rams Woerthe, in kerken en openbare gebouwen.
Kopland, Rutger; zie: Hoofdakker.
Kop van Overijssel: andere, meer tot de verbeelding sprekende, naam voor Noordwest-Overijssel (vergelijk: Kop van Noord-Holland). De naam wordt voor officieel gebruik ontraden. Zie ook: VVV.
koren; zie: muziek.
Kornelis, Jelte (Opsterland 24 mei 1894 – Meppel 9 maart 1981; begr. Langezwaag), industrieel. Oprichter en directeur (1934) van Kornelis’ Kunstharsproducten Industrie N.V. te Steenwijk.
Kornelis, Wiebren Durk Halbe (Steenwijk 30 november 1933 – Baars 26 april 1999), industrieel. Volgde in 1959 zijn vader op als directeur van Kornelis’ Kunsthars Producten Industrie B.V. te Steenwijk, thans Kornelis Caps & Closures. Heeft zich vele jaren als voorzitter van het ICV ingezet voor de promotie van Steenwijk.
Kornelis Caps & Closures: één van de oudste kunststofverwerkende bedrijven in Nederland, gevestigd aan de Eesveenseweg te Steenwijk. Het bedrijf, in 1934 opgericht door Jelte Kornelis, was oorspronkelijk gericht op de fabricage van bakelietproducten. In 1959 werd het bedrijf voortgezet door zijn zoon Wiebren en sinds 2004 door Gerben Pieter de Boer. Thans is het een groot spuitgietbedrijf van kunststofsluitingen en leverancier aan de voedings-, chemische en farmaceutische industrie. Zie verder hoofdstuk 17.
Kornput, Johan van den (vroeger ook: Corput; Breda april 1542 – Groningen 17 september 1611), krijgsman. Na een studie medicijnen, wiskunde en krijgskunde koos hij in 1573 voor een militaire loopbaan. In de winter van 1580-1581 verdedigde hij Steenwijk op heldhaftige wijze met slechts 600 soldaten tegen een Spaanse overmacht van 7.200 man, onder aanvoering van Rennenberg. Ook was hij de maker van een gedetailleerde plattegrond (1581) van Steenwijk. Hij werd begraven in de Martini-kerk in Groningen, vlak naast zijn grote tegenstander Rennenberg. Op 15 december 2003 werd bij de Oosterpoort in Steenwijk een standbeeld van hem onthuld, gemaakt door Hans Kuijper. Zie ook: Fresinga, Rennenberg. Ref.: HM1987 n3 p77-87; J.P.J. Postema. Johan van den Corput, 1542-1611, kaartmaker, vestingbouwer, krijgsman (1993); SO p36. Zie ook hoofdstuk 7.
Kornputkwartier: woonwijk 3 km ten oostzuidoosten van de stad, op de plaats van het in 2007 ontruimde terrein van de Johan van den Kornputkazerne.
Kornputsingel: brede straat aan de westzijde van de stad, aangelegd in 1870. In 1866 werd besloten de stadswal ter plaatse af te graven en De Koorndrager, een walmolen, af te breken om ruimte te maken voor meer goede woongelegenheid in de stad. In de periode 1870-1890 werden hier fraaie herenhuizen gebouwd die thans merendeels als rijksmonument erkend zijn. Ook de destijds er tegenover gelegen éénkamerwoningen, de Gasthuiskamers, werden afgebroken. Daar verrezen een school, rusthuis en synagoge die later weer plaats gemaakt hebben voor nieuwbouw. Ref.: SO p60-61.
Kornputstoren; zie: Kijk in de Pot.
Korte Venen: de veenlanden die vroeger westzuidwestelijk van Zuidveen lagen, tussen de Heerendijk en de Broekslagendijk.
Koster, Bonne (Hoogeveen 19 maart 1864 – Wassenaar 16 november 1934), arts. Was huisarts en gemeentelijk geneesheer van 1894-1927 te Steenwijk. Was daarnaast van 1905-1927 voorzitter van de vereniging voor volkshuisvesting Algemeen Belang. Hij was een groot voorstander van woningbouw buiten de oude stad. Ref.: HM 2011 n2 p74-83; SN p23.
KOVO; zie: politie.
kozakken: ruiters in het Russische leger, vooral bekend geworden door de komst van afdelingen ervan als bevrijdingstroepen na de Franse Tijd. In Steenwijk kwamen ze op 23 november 1813 aan en vertrokken de volgende dag weer.
Kraak, Wolter (Oldemarkt 19 januari 1913 – Steenwijk 19 januari 1969), ambtenaar. Was sinds 1941 ambtenaar ter secretarie in Steenwijk, later chef sociale zaken en ambtenaar bij het Gemeentelijk Energiebedrijf. Was in de 2e WO een actief verzetsman. Medeoprichter en van 1954-1967 voorzitter van Voetbal Vereniging d’Olde Veste ’54.
kraamzorg; zie: gezondheidzorg.
Kraanbrug: voormalige spoorbrug over de in 1865 omgelegde Aa bij de Spoorhaven ten westen van het station. Het was een draaibrug met verticale as op het oostelijk landhoofd. Werd in 1930 vervangen door een vaste brug.
Kraante van ’t Wold (veur jong en old): huis-aan-huisblad dat vanaf 1954 werd uitgegeven door de winkeliersvereniging Samen Sterk in Steenwijkerwold. Na 1973 verscheen het onregelmatig tot in de jaren negentig onder de naam Samen Sterk Nieuws.
Kranendonk, Hendrikus (roepnaam: Hein; Tuk 10 september 1928 – Tuk 19 september 1993), ondernemer. Nazaat van de huisschildersfamilie Potberg-Kranendonk. Begon in 1985 café De Karre in Tuk, bekend van Mannenkoor Karrespoor.
kranten; zie: Kraante van ’t Wold, Opregte Steenwijker Courant, Steenwijker Dagblad, Steenwijkerland Expres en Steenwijker Nieuws- en Advertentieblaadje.
Kremerij (ook wel: Krimerij): voormalige ongeveer 0.7 km lange verbindingssloot tussen de Langesloot en de Elssloot, ten zuiden van Zuidveen.
Krim (of: Krimp), De; zie: Looijersgracht.
Kromme Elleboog; zie: Scholestraat.
Kromme Kolk: een plaatselijke verbreding in de voormalige Steenwijker Aa, aan de oostzijde van de kruising met de Eesveensedijk. Al in een stuk uit 1582 is sprake van een over­een­komst over de visserij in de Aa van de “Crume Kolk tot Fledder­holt”.
Kroon, De: voormalig hotel-café-restaurant met stalhouderij van Jacob Bijkerk (1855-1916), op de plaats van het tegenwoordige busstation aan het Stationsplein. Het werd in 1898 gebouwd en in 1964 afgebroken.
Krop, Hendrik (1) (Steenwijk 1764 – Steenwijk 31 oktober 1826), bestuurder. Was van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk.
Krop, Hendrik (2) (roepnaam: Hein; kleinzoon van voorgaande; Steenwijk 9 november 1851 – Steenwijk 27 oktober 1938), banketbakker, wethouder. Een voortvarend man die ook wel De Goldmoppe werd genoemd, naar de goudmoppen die hij bakte. Ook was hij een invloedrijk persoon; van 1899 tot 1923 was hij wethouder van Steenwijk en in 1919 medeoprichter van de ESKAF. Ref.: HM 2000 n1 p24-25.
Krop, Hildebrand Lucien (zoon van voorgaande; roepnaam: Hildo; Steenwijk 26 februari 1884 – Amsterdam 20 augustus 1970), beeldhouwer. Woonde en werkte vanaf 1912 in Amsterdam, sinds 1956 als Stadsbeeldhouwer van Amsterdam. Behalve figuren, reliëfs en versieringen aan gevels, monumenten en bruggen in de hoofdstad, maakte hij onder meer de plaquette “Een volk dat leeft bouwt aan zijn toekomst” in het monument op de Afsluitdijk en het uit 1965 daterende Berlagemonument aan de Vrijheidslaan te Amsterdam. Belangrijk voor Steenwijk was zijn medewerking als ontwerper van fraaie producten van de Eerste Steenwijker Kunstaardewerkfabriek ESKAF. In Steenwijk herinnert aan hem het in 1923 opgerichte grafmonument voor zijn ouders op de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg, het op 4 mei 1948 onthulde bevrijdingsmonument, een keramisch reliëf boven de ingang van het voormalige politiebureau aan de Oosterstraat 80, een plaquette in de voorgevel van zijn geboortehuis aan de Oosterstraat nummer 11 en het Instituut Collectie Krop in de villa Rams Woerthe. Ref.: W.H. Heij. De mens en kunstenaar Hildo Krop (2006); SO p86-88.
Krop, Pieter (zoon van Hendrik (1); Steenwijk 1811 – Steenwijk 8 augustus 1851), ontvanger der Diepgelden en van 1832 tot aan zijn dood organist van de Grote Kerk in Steenwijk.
Kruiter, Hendrik (Onstwedde 15 februari 1935 – Steenwijk 3 augustus 2009), militair. Was, als adjudant terreinopzichter van het militair oefenterrein van de Johannes Postkazerne, initiatiefnemer tot oprichting van het Herdenkingsmonument 1944 te Kallenkote. Ref.: OSC 26 april 1995.
Kruyf, Jolanda de (Driebergen 21 juni 1970), journaliste. Van 1989-1996 werkzaam voor Boom regionale uitgevers. Daarna verslaggeefster voor diverse dagbladen in Noord-Nederland en freelance auteur voor tal van magazines en andere uitgaven. Ook met haar partner Roelof Tienkamp verantwoordelijk voor diverse gezamenlijke boekuitgaven. Zij schreef onder meer: Brederwiede 1973-2001 (2000), Kerken in de Kop (2007) en toeristisch-recreatief werk.
kuierroutes: wandelroutes van ongeveer 25 km door het Overijsselse landschap, samengesteld door de Overijsselse Vereniging van Kleine Kernen. De volgende routes liggen in de omgeving van Steenwijk: nr. 2 Willemsoord; nr. 3 Tuk; nr. 37 Zuidveen, Onna, Kallenkote; nr. 38 Steenwijkerwold, Oldemarkt.
Kuinre: dorp aan de voormalige Zuiderzee, in de gemeente Steenwijkerland, 19 km ten westen van Steenwijk, met ongeveer 900 inwoners. De oudste vermelding (1245) betreft de stichting van een kapel behorende tot het Sint Odulfsklooster in Stavoren. Kuinre was een heerlijkheid en graafschap. Hendrik van Kuinre alias Henricus Grus, ook Henric de Crane genoemd, was de eerste heer van Kuinre (eind 12e eeuw). Deze ‘heren’ waren velen tot last, vooral zeevarenden. In 1407 kocht de bisschop van Utrecht, met steun van de IJsselsteden, de heerlijkheid Kuinre, waarmee het land bevrijd werd van de laatste roofridders. Ref.: R. Kamman. Geschiedenis van Kuinre en omgeving (1985).
Kuiper, Egbertus (roepnaam: Bert; Willemsoord 17 maart 1940), journalist. Van 1956-1982 bij drukkerij Hovens Gréve als graficus, daarnaast correspondent voor diverse streekbladen. Was van 1982-2003 in dienst van Boom Pers, eerst als redactiechef van de OSC, laatstelijk als redacteur binnen- en buitenland bij Boomuitgevers. Schreef, als ‘Dirk de Winter’, de kroniek Rond de Steenwijker Toren, in 2003 verzameld als Onderweg naar Steenwijkerland. Ook schreef hij In de brand, uit de brand (2005) en het autobiografische Een leven langs de Steenwijkerweg (2007).
Kuiper, Hendrik (Meppel 29 oktober 1959), vertegenwoordiger. Medeoprichter en bestuurslid (1984-1987) van de HVS. Schreef: Het einde van de vlucht (1985).
Kuiper, Jan (Steenwijk 3 januari 1865 – Leeuwarden 26 februari 1943), leraar, schrijver. Was sinds 1883 onderwijzer te Baarn, Woudsend, Huizen, Oosthem, Gauw, en schoolhoofd in Schraard, Sint Jacobiparochie en van 1907-1930 in Leeuwarden. Actief in de christelijke politiek en schrijver van:
Geschiedenis van het godsdienstig en kerkelijk leven van het Nederlandse volk (1900), Geschiedenis van het Christelijk Lager Onderwijs in Nederland (1901) en Van de worsteling aller eeuwen, de geschiedenis van Gods kerk op aarde (1906). Ref.: BWO; EF.
kunst. Voor een historisch overzicht van de creatieve, artistieke en culturele uitingen in Steenwijk en omgeving wordt verwezen naar: J.K. Janssen. Verbeelding en creatie in Stad en Wold, een eeuw kunst en cultuur uit eigen keuken, in: SW p129-183. Voor literatuur en beeldende kunst zie hoofdstuk 14.
Kunstbunker (Rijksbergplaats voor kunstschatten; ook: Paasloo-Pantheon): in 1942 gebouwde, zeer sterke schuilplaats voor nationale kunstschatten, temidden van een boscomplex 6.5 km ten westnoordwesten van Steenwijk. Het ronde gebouw, ontworpen door G.C. Bremer, is een betonconstructie met wanden van 4.5 m dikte en een dak dat aan de top 9 m dik is. Tot het eind van de oorlog werden er ongeveer drieduizend schilderijen bewaard waaronder bekende als De Stier van Potter en Het Straatje van Vermeer. Na de oorlog bleef het gebouw in gebruik als regionaal depot van schilderijen. Het is een rijksmonument. Zie ook hoofdstuk 16.
kunstschilders. Steenwijkers die bekendheid kregen als schilder/tekenaar: G.L. Brante, M.A. Brante-Bloemen, W. Bogtman, C.F. Cordes, W. Cordes, J. Godefroij, H.W.M. Liesker, C.A. Moen, J.B. Mulders, H. Prinsen, H. Ras, C.Reisma, D. Ringenier, J.A. van Rossum, W. Scholten en Hendrick van Steenwijck. Als verdienstelijk vrijetijdsschilders: C.J.W. Baurichter, R. Groenink, E. de Haas-IJben, A. Hoomoedt, J. Katers, A. Koot, H. Moraal, F. Opdam, D. Pit, P. Schep en F. Zoer. Zie ook hoofdstuk 14.
kunststoffen; zie: Steenwijk Kunststofstad.
Kuper, Elbertus (Zuidveen ca. 1750 – Steenwijk 27 juni 1813), chirurgijn. Was in de Franse Tijd raadslid van Steenwijk.
Kuyper, Hans (Voorburg 19 oktober 1955), beeldend kunstenaar. Maakt bronzen en keramische beelden, plaquettes en schilderijen. Exposeert sinds 1984 en heeft zijn atelier in Delft. Maakte in 2003 het standbeeld van Johan van den Kornput bij de Oosterpoort in Steenwijk.
Kuyper, Jacob (Rotterdam 21 september 1821 – Den Haag 3 februari 1908), geograaf, cartograaf. Werkte bij de belastingdienst, had daarnaast grote passie voor de geografie. Was in 1873 medeoprichter van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, van 1875-1900 voorzitter van de afdeling Nederland. Kreeg grote bekendheid door zijn Gemeente-atlas van Nederland (1869) met van elke toenmalige gemeente een kaartje. Zijn kaartjes van Steenwijk (schaal 1:25.000) en van Steenwijkerwold (schaal 1: 100.000) geven een goed beeld van de historisch-geografische toestand in 1865. Ref.: SO p58-59.
Kuyperssluysje; zie: Barenzijle.
Kwasloot: een bronbeek van de Steenwijker Aa, vergraven tot afwateringssloot. Ontspringt noord­westelijk van Diever en verenigt zich na 4 km met de Slingergrup­pe tot de Wapserveense Aa.
kweekschool; zie: normaalschool.
Kwekkelerland, Het: kadastrale aanduiding (1832) van landen 1.5 km ten noordwesten van Tuk. De naam heeft betrekking op de buurtschap Kwikkels.
Kwikkels (ook: Kwikkelo of Quickelo): voormalige buurtschap, 3 km ten noordwesten van Steenwijk, aan de oude heirweg naar Stavoren. Vroeger was hier een tol. Deze werd in 1830 verplaatst naar de toen nieuwe rijksweg bij Witte Paarden.
Laag Eggerland, Het: kadastrale aanduiding (1832) van landen ten noorden van Tuk, met inbegrip van Wolterholten.
Laan, Sibolt van der (roepnaam: Sieb; Westeremden gem. Stedum 27 november 1950), fotojournalist. Werkt sinds 1972 als fotograaf in Steenwijk, aanvankelijk in dienst van Muurling, sinds 1979 als freelance fotograaf voor verschillende kranten in de regio.
Laan, Willem (ook: Wilhelmus Lanius; Dokkum 16e eeuw – Lutjebroek 1592), predikant. Stond als hervormd predikant in Hauwert (bij Hoorn), Steenwijk (1581-1582), IJsselmuiden, Elburg en Lutjebroek. Laan was Steenwijks eerste predikant na de hervorming en was samensteller van het oudste boek over het beleg van Steenwijk: Die belegeringe, besettinge ende ontsettinge der Stadt Steenwijck in Sticht van Overijssel (1581). Het boek werd gedrukt in Kampen door Peter Hendricksz en door hem uitgegeven in Leeuwarden.
Laar, Gradus Marinus (roepnaam: Gradie; Zutphen 30 december 1937), leraar. Begon in 1961 als onderwijzer aan School B en was van 1974 tot 1999 leraar en vanaf 1978 adjunct-directeur van de Capelleschool (LHNO, opgegaan in de RSG, waarvan sinds 1990 conrector). Was vele jaren bestuurslid van onderwijskundige, maatschappelijke en kerkelijke instellingen met bijzondere inzet voor geschiedenis en cultuurbehoud van Steenwijk (vooral Grote Kerk en Stadsmuseum). Verzorgt voordrachten en rondleidingen en schrijft over de geschiedenis van Steenwijk. Zijn meest bekende boeken: Steenwijk, bewaar ‘t: de historie van een oude landstad met haar buurtschappen (1987) en Grote Kerk Steenwijk; een torenhoog monument (1981). Auteur van hoofdstuk 16.
Laatste Eer, De: uitvaartvereniging gevestigd aan de Kornputsingel 40-42A met sinds 1990 het toen gerestaureerde pand ernaast, de voormalige kerk van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden, Het Gebouw; zie daar.
Lage Egge en de Velden, De: kadastrale aanduiding (1832) van landen 1.5 km ten zuidwesten van Steenwijkerwold. Zie ook: egge, Ooster Lage Egge, Overegge, Wester Lage Egge.
Lagere Landbouwschool: opleiding voor jongens, in 1929 begonnen op verschillende locaties in de stad. Sinds 1931 naast de Landbouwhuishoudschool en tot 1965 aan de Tukseweg in Tuk als Groeneveldschool. Zie ook: Landbouwschool.
Lagere Technische School (LTS); zie: Ambachtsschool.
Lakeweg (1): verkorte vorm van de IJsselhammer Lakeweg en de Woldlakeweg, die de grens vormden tussen de voormalige kerspelen IJsselham en Paasloo, en Scherwolde en Steenwijkerwold. ‘Lake’ heeft hierin de betekenis van ‘grens’ of ‘grenssloot’. (2): naam van een voormalig rijkswerkkamp aan het Steenwijkerdiep. Het is later, met het kamp Pikbroek,  opgegaan in het vakantiecentrum De Twin.
Lalaing, George van; zie: Rennenberg.
Lambregts, Lambertus Adrianus Franciscus (roepnaam: Bert; ‘s-Hertogenbosch 13 april 1923 – Zwolle 26 februari 2004), dijkgraaf. Was dijkgraaf van het voormalige waterschap De Vledder- en Wapserveense Aa. Schreef over de regionale geschiedenis, de Tweede Wereldoorlog, en de bewoners van de Maatschappij van Weldadigheid.
Lammegien (ook: Lammegien de Klokkenluudster); zie: Boonstra-van de Boer.
Lampe, Andries (Steenwijk 10 oktober 1784 – Steenwijk 7 augustus 1871), koopman. Invloedrijk Steenwijker die vele jaren raadslid was en diverse percelen bouwland op de Steenwijker Kamp bezat.
landbouw: vroeger, ook voor Steenwijk en omgeving, het belangrijkste middel van bestaan. Sinds ongeveer 5.000 jaar worden landbouwgewassen geteeld, vooral op de hogere gronden, zoals de Steenwijker Kamp. Daarvóór verkeerde het land in natuurlijke (onontgonnen) staat, zonder vaste bewoning. De landbouwenquête van 1800 heeft veel inzicht verschaft in het toenmalige bodemgebruik en de economische situatie in de landbouw. Van grote betekenis voor de landbouw, ook in landelijk opzicht, was het werk van G.W. Stroink, burgemeester van Steenwijkerwold en grondlegger van diverse instellingen op agrarisch gebied. In de periode 1928-1968 werd een groot deel van Noordwest-Overijssel, dat door eeuwenlange vervening tot onbruikbaar moerasgebied was geworden, ingepolderd en ontgonnen tot landbouwgrond. Op het ‘oude land’ werd, door ruilverkaveling, grootschaliger en rendabeler bedrijfsvoering mogelijk gemaakt. Ref.: J.M.G. van der Poel. De landbouwenquête van 1800; district Steenwijk (1953/1954). Zie ook: Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove, Weldadigheid.
Landbouwbank (officieel: Coöperatieve Landbouwbank en Aan- en Verkoopvereniging Steenwijkerwold): voormalige agrarische groothandel van en voor de boeren. Werd op initiatief van G.W. Stroink opgericht in 1901 in de oude leerlooierij van Rijkmans aan het Steenwijkerdiep op de plaats van het latere Welkoop-pand. Het kantoor stond sinds 1902 op de hoek van de Tukseweg. De directeur was K. Borgman (1901-1919), opgevolgd door J. Borkhuis (1919-1959) en G. de Groot (1959-1982). Het bedrijf werd sterk uitgebreid met loodsen, silo’s en fabrieken aan het Dolderkanaal en telde in de jaren vijftig 175 medewerkers. In 1967 kreeg het de naam CLC, in 1984 CLM, in 1990 ACM en later Agrifirm. In 1985 ging het bedrijf over naar Meppel. In 1996 werden de silogebouwen en kunstmestloodsen gesloopt. Het bedrijfsterrein werd in 2006 ingericht als woongebied. Ref.: HM 2006 1 p2-8; Vijftig jaren Landbouwbank 1901-1951 (1951). Zie ook: Cebeco en hoofdstuk 11.
Landbouwhuishoudschool (kortweg: Huishoudschool): in 1923 begonnen in de oude School B aan de Kornputsingel, in 1931 naar een door J. Jans ontworpen nieuwe school, de Capelleschool aan de Tukseweg. In 1990 fuseerde deze school met de Lagere Technische School tot De Wissel. Ref.: HM 1993 n3 p70-81; G.M. Laar. Van lange rok tot spijkerbroek -  van oliestel tot magnetron (1988).
Landbouwschool: van 1890-1901 in een villa op het landgoed Ronde Blesse bij Willemsoord. Deze tweejarige landbouwvakschool, vernoemd naar G.A. van Swieten, werd opgeheven na het vervallen van een jaarlijkse rijksbijdrage. Ref.: A.F. Eilerts de Haan. De G.A. van Swieten Landbouwschool te Willemsoord (1890). Zie ook: Lagere Landbouwschool.
landgoederen; zie: De Bult, Eese, Ronde Blesse, Woldberg.
landmaat; zie: Steenwijker Maat.
landontginning; zie: Cunrau, DUW, Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove, Weldadigheid.
Landryte: in de Middeleeuwen een waterloop die in de afwate­ring voorzag van de veengebieden ten zuiden van Steenwijk en het Onnigermeer. Door de vervening kwamen deze gebieden lager te liggen, kon de Landryte niet langer in de afwatering voorzien en verlandde tenslotte. De Landryte liep langs Zuidveen en boog even noor­delijker in westelijke richting af om zich ongeveer 5 km westzuidwestelijk van Steenwijk met de Aa te vereni­gen. De benedenloop van de Landryte werd daar als Nije Aa en de Steenwijker Aa als Olde Aa aangeduid.
landschap; zie hoofdstuk 2; zie ook: natuurlijk milieu.
landsheer (of: heer): in de Middeleeuwen degene die het hoogste gezag over het land uitoefende. Van omstreeks 925-1010 was dit voor onze streken de keizer van het Duitse Rijk, van 1010-1528 was het de bisschop van Utrecht. Zie ook: Oversticht.
Land van Vollenhove: oudste benaming voor Noordwest-Overijssel; zie: Vollenhove (2). Zie ook: Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove N.V.
Lang, Johannes Pieter de (bijnaam: Tom Poes; Utrecht 19 maart 1911 – Apeldoorn 17 oktober 1976), militair. Was beroepsofficier bij de Infanterie en van 13 juli 1942 tot 12 april 1945 (tot 19 januari 1943 waarnemend) burgemeester van Steenwijk voor de NSB. Zijn bijnaam, ontleend aan zijn kleine gedrongen postuur, werd ook gebruikt in de naamgeving van een spoorlijntje dat de Duitsers lieten aanleggen naar Havelte, het Tom Poeslijntje. Hij werd in december 1947 voor een tribunaal veroordeeld voor zijn oorlogsdaden. Ref.: POR p67-73.
Lange, Abraham de (Steenwijk 1836 – Steenwijk 20 december 1911), manufacturier. Bekende joodse Steenwijker koopman. Ref.: POR p157.
Lange, Albert de (De Pol 8 maart 1934), boekhandelaar. Begon op initiatief van zijn vrouw Anna Gerrits in 1971 een antiquarische boekhandel in de Onnastraat, sinds 1981 in de Woldpromenade (De Boekenmarkt), in 1991 voortgezet door zoon Aaldert en schoondochter Marja Keijl. Kenner van oude gebruiksvoorwerpen en sinds 1972 beoefenaar van archeologische detectie. Ref.: J. ten Broeke. Onder de schotel van Albert de Lange (1996).
Langedijk: weg tussen Kallenkote en Wapserveen; werd in 1869 bestraat.
Lange Muddenweg: weg over de Steenwijker Kamp tussen Zuidveen en de Onnase Doodweg. Een ‘mudde’ is een oude vlaktemaat; zie: Steenwijker Maat.
Langesloot (ook Schipsloot, Zuidvenersloot of Zuidveense Aa genoemd): een in 1556 gegraven 11-voets wetering ter vervanging van de toen dichtgegroeide Landryte. In Zuidveen kwam een nieuwe brug (de Zuidveense- of Hogewaterensbrug) met een verlaat (1564). Ten noorden van Zuid­veen volgde men deels de loop van de Landryte en werd, in aansluiting daarop, een kortere verbinding met de Steenwijker Aa gegraven. Waar deze de dijk op de linkeroever van de Aa kruiste kwam een brug, de Varkenweide- of Giet­hoornse­brug. De Langesloot heeft eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld in de turfvaart vanuit de veenderijen ten zuiden van Zuidveen en als verbinding tussen Steenwijk en Giethoorn. De sloot werd in 1949 gedempt toen de nieuwe weg naar de Noord­oostpolder werd aangelegd.
Lanius, Wilhelmus; zie: Laan.
Lanting, Tjerk Jelte (Tzum 22 november 1923 – Dwingeloo 17 juli 2004), leraar. Was van 1962 tot 1986 leraar aan de Christelijke Mavo in Steenwijk, laatstelijk als adjunct-directeur. Daarnaast lid van de gemeenteraad voor de PvdA, van 1978 tot 1982 als fractievoorzitter, van 1986 tot 1990 als secretaris. Schreef over de geschiedenis van het onderwijs in Steenwijk en omstreken en publiceerde honderd interviews met Steenwijker PvdA-leden in KorteLinks (1982-1996). Verder: Grien is it Gers (1990), een autobiografische roman met melancholieke ondertoon. Ref.: OSC 21 juli 2004.
Latijnse School: voormalige school voor jongens ‘van de betere stand’, die voorbereidde op academisch onderwijs en waar hoofdzakelijk Latijn en Grieks geleerd werd. De school, thans Scholestraat 14, werd in 1627 gebouwd. Na het overlijden van de laatste rector in 1748, vervielen de lessen in Latijn en werd de school weer als voorheen een stadsschool. Het gebouw heeft daarna verschillende bestemmingen gehad: lagere school, varkenswaag, politiewacht met cellen en, na een restauratie in 1997, restaurant. Het is een gemeentelijk monument. Zie ook: Franse School.
leefomstandigheden; zie: dagelijks leven, gezondheidszorg, woonomstandigheden.
leerlooierij: in de 19e eeuw een voor Steenwijk belangrijke tak van nijverheid, waaraan ook de naam Looijersgracht herinnert. Er waren zes leerlooierijen, waarvan twee voor die tijd zeer belangrijke. Voor het looiproces werd gebruik gemaakt van gemalen eikenschors (eek). Dit werd door eekschillers, veelal uit Gelderland afkomstige seizoenwerkers, van de eikenbomen geschild en naar eekmolens aan het Steenwijkerdiep gebracht om te worden vermalen.
Leeuw, Laurens de (Steenwijk 1775 – Steenwijk 1839) volgde in 1800 C.J. Delbrugge op als onderwijzer aan de 1e school in Steenwijk.
Leeuw, Marcus Mozes de (Steenwijk 28 januari 1824 – Steenwijk 7 mei 1886), koopman. Was het eerste joodse lid van de Steenwijker gemeenteraad (1871-1886). Zijn graf bevindt zich op de Joodse Begraafplaats te Steenwijk.
legakker; zie: zetwal.
legende (1): over het ontstaan van Steenwijk leeft een legende voort over drie kastelen: Oostwijk, Westwijk en Middelwijk waar de schone Meina woonde. De legende is op rijm gebracht door L.R. Ellens. Ref.: G.M. Laar. Het verleden herleeft (1974). (2): de meest bekende legende over Sint Clemens, beschermheilige van Steenwijk, is die waarbij keizer Trajanus hem zou hebben verbannen naar het schiereiland Krim. Ref.: HM 2001 n2 p48-49. (3): de legende over Sint Ursula en de elfduizend maagden wordt in verband gebracht met de jaarlijks in Steenwijk gehouden Elfduizendmarkt. Ref.: SO p14-15. Zie ook: onderaardse gangen.
Leger des Heils: internationale organisatie opgericht in 1865, begon het evangelisatiewerk in Nederland in 1887 en twee jaar later in Steenwijk. De plaats van samenkomst was vele jaren in de legerzaal aan de Woldpromenade, sinds enkele jaren houdt men de samenkomsten in de vroegere Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt aan Het Schar op de Oostermeenthe en is er in de Koningstraat 12 een kledingwinkel. Ref.: SW p76.
Legerplaats Steenwijkerwold; zie: Johannes Postkazerne.
leidijk; zie: veendijk.
Leiding (1): andere naam voor de Eesveense Wetering. (2): naam van een voormalig waterloopje, over­ge­bleven van de vroegere Nije Aa, westelijk van Zuidveen. Heette ook wel de Leisloot of Waterleiding.
Leij, van der: familie van beurtschippers die vanuit Steenwijk een weekdienst onderhielden op Amsterdam en de Zaanstreek: Rense (1847-1877), Petrus Hendrik (1877-1922), Harm Rense (1922-1965) en Piet Hendrik (1965-1978). Ref.: HM 1995 n4 p120-130, OSC 1 juni 1988.
leprozenhuis; zie: melaatsenhuis.
Leugenhoek; zie: Gerritshoek.
Leusden, Johannes Petrus van (Utrecht 2 november 1879 – Steenwijk 1 november 1945), predikant. Was van 1926-1945 predikant bij de Hervormde Gemeente van Steenwijk, in het bijzonder begaan met de problemen van de jeugd. Ref.: SW p311.
Lewe van Aduard, Jhr. Carolus Justus (Appingedam 16 maart 1852 – Amsterdam 20 juli 1917), was van 1891-1899 burgemeester van Steenwijk.
Licht, Pieter van der: was van 1749-1777 schout van Steenwijk, Steenwijkerwold en Scherwolde.
Liesker, Henricus Wilhelmus Maria (roepnaam: Henri; Breda 4 november 1923), leraar. Was van 1954 tot 1968 leraar tekenen en kunstgeschiedenis aan de kweekschool in Steenwijkerwold, daarna in Schijndel en Arnhem. Ontwerper van drie gebrandschilderde ramen (1958) in de R.K. Sint Clemenskerk te Steenwijk. Verdienstelijk aquarellist en tekenaar, woont in Doetinchem, exposeerde in 1984 in Galerie Steenwijk. Ref.: J. de Bruin e.a. Henri Liesker; portretten en landschappen (2010); OSC 1984 (22 okt.).
Ligne, Jean de (baron van Barbançon, graaf van Aremberg; 1525 – Heiligerlee 23 mei 1568), landvoogd. Van Henegouwse oorsprong, stamhouder van het geslacht Arem(n)berg, van 1549-1568 stadhouder van Friesland, Groningen en Overijssel, woonachtig op het kasteel in Vollenhove. Gaf opdracht tot het graven van de Arembergergracht, een kanaal tussen Muggenbeet en het Noorderdiep en een havenkom, de Kolk, in Blokzijl.
lijkweg; zie: doodweg.
lijnbaan (ook: touwbaan): lange smalle strook grond of langwerpige werkplaats waar de touwslager, uit vlas of hennep, touw vervaardigde. In de 19e eeuw kende Steenwijk zes lijnbanen: van de touwslagers Langman (overkant Noordwal), Middelwijk (overkant Molenwal), Panhuis (wal Goeman Borgesiusstraat), Oost (op de Steenwijker Kamp), Visscher (tot 1953: Hogewal) en Van Dalen (tot 1868: Molenwal, tot 1966: overkant westzijde Looijersgracht). Zie ook: H. van Dalen. Ref.: SW p435-438.
lijnpad; zie: jaagpad.
Lille, Willem de (Zwolle 1 mei 1750 – Nietap 28 januari 1810), politicus, vervener. Studeerde filosofie en rechten in Franeker, was advocaat in Zwolle en stadssecretaris van Steenwijk van 1779 tot 1783. Sloot zich aan bij de patriotten en was in 1785 medeoprichter van het Genootschap van wapenhandel in Steenwijk. Verhuisde in 1786 naar huize Ter Heyl in Nietap waar hij zich toelegde op de ontginning van veencomplexen. Ref.: J. Mooijweer. Tussen burgers en jonkers: Willem de Lille (1750-1810) (2005).
Linden, Catharina van der (Schiedam 2 november 1909 – Steenwijk 26 december 2002), dichteres. Groeide op in Zwitserland, Noorwegen en Denemarken. Terug in Nederland debuteerde zij in 1955 met de bundel De visgier en won in 1964 de Marianne Philipsprijs. Ref.: Jb. Mij. der Ned. Letterkunde 2004 p126. Zie ook hoofdstuk 14.
Linden, familie van der; zie: Abraham van Anker.
Lingbeek, Caspar Andries (Sloten N.H. 5 februari 1867 – Voorthuizen 13 juni 1939), predikant, politicus. Was van 1918-1919 hervormd predikant te Steenwijk. Daarnaast was hij actief in de politiek: van 1925 tot 1931 was hij lid van de Tweede Kamer voor de Hervormd Gereformeerde Staatspartij. Ref.: SW p128.
literatuur. Een overzicht van literatuur over Steenwijk en omstreken vindt men in: Steenwijks Verleden; een geannoteerde bibliografie (2e druk, 2006). Over Steenwijk in de Nederlandse literatuur zie: W.H. Heij en H. Klasens. Kijk ons eens (2002). Zie verder hoofdstuk 14.
Locomotief, De: voormalig rijtje éénkamerwoningen op de linkeroever van de Steenwijker Aa, aan de Paardenmarkt. Gebouwd in 1889 als leerlooierij van Thijs Rijkmans, later verbouwd tot woningen en in 1965 gesloopt.
Logtmeier, Egbert (Zuidveen 8 april 1916 – Steenwijk 16 januari 1981), boekhandelaar. Begon in 1938 een boekhandel in de Woldstraat, begin jaren vijftig aan de Markt. Bekend was Logtmeiers Toneelfonds en zijn groot assortiment ansichtkaarten van Steenwijk en omgeving, uitgegeven door Logtmeier’s Uitgeverij Steenwijk (L.U.S). Omstreeks 1960 ging de winkel over naar schoonzoon Harm Bollema en kreeg de naam Steenwijk’s Boekhuys.
Logtmeijer, Pieter (roepnaam: Piet; Steenwijk 10 februari 1911 – Meppel 29 september 1976) had een winkel in elektrotechnische artikelen in de Gasthuisstraat 39. Het gezin verschafte in de 2e WO voedsel en onderdak aan vele onderduikers. Piet was meer dan 25 jaar districtsbestuurder van de Stichting 1940-1945. Hem werd postuum het Verzetsherdenkingskruis verleend. Ref.: HM1999 n2 p41: OSC 2008 25 jan.
Löhnis, Frederik Bernard (Rotterdam 24 januari 1851 – Baden-Baden 7 augustus 1927), ingenieur, landbouwkundige. Was van 1881-1888 directeur van de Maatschappij van Weldadigheid te Frederiksoord. Later werd hij inspecteur van de landbouw, sinds 1906 curator van het KNMI, medeoprichter, bestuurs- en redactielid van de Nederlandse Heidemij. Had een belangrijk aandeel in de plannen tot droogmaking van de Zuiderzee. Schreef onder meer: Een belangrijk cultuurtechnisch werk: partiële bemaling van het waterschap Vollenhove (1921).
Lokaal, Het: voormalige dépendance van de Hervormde Gemeente Steenwijk in Eesveen (1906-1983), sindsdien De Ontmoeting geheten.
Lokstraat (ook: Het Lok): straatje in de voormalige volksbuurt Achter de Kerk, sinds de sanering in 1931 opgegaan in de Burg. Goeman Borgesiusstraat.
Loo, ‘t: veldnaam op de Steenwijker Kamp waaraan de Looweg herinnert. De naam werd al in 1419 genoemd en duidt op een bosgebied met open plekken. Zie ook: Paasloo.
Looijersgracht: noordoostelijk deel van de Steenwijker stads­gracht dat in het begin van de 19e eeuw zo genoemd werd naar de hier aanwezige leer­looierijen. Daarvóór heette dit gedeelte van de stadsgracht De Krimp of Krim, naar ‘kruumpte’, wat 'kromming' betekent. In 1912 werd het oude houten bruggetje over de gracht vervangen door een betonbruggetje. Dit werd in 1953 afgebroken toen de gracht ter plaatse gedempt werd. Nadat de gracht in 2002 weer werd uitgegraven kwam hier een stalen voetbrug van fraai ontwerp.  Ref.: SO p96. Zie ook: leerlooierij.
Lorgion, Willem Jacobus (Amsterdam 19 november 1808 - ?), onderwijzer, ‘kunstschrijver’. Was in 1834 onderwijzer in Pernis en gaf in 1845 tien nummers uit van Het Steenwijker Nieuws- en Advertentieblaadje. Schreef: Lofzang op Jezus’ geboorte (183x) en Leerwijze om in eenen korten tijd ieder, zelfs wiens hand geheel bedorven is, fraai te leeren schrijven (1843). Ref.: HM 1991 n1 p18-21.
LTC (Lawn Tennisclub Steenwijk): opgericht in 1923, met thans 9 tennisbanen en sinds 1991 een clubgebouw aan de J.H.W. Pasmanweg 10 in Tuk.
Luchtsmolen: voormalige walmolen (zie daar) genoemd in 1565, staande even ten westen van de Onnapoort, aangegeven op de kaart (1581) van Johan van den Kornput.
luidklokken: de geschiedenis van de klokken in Steenwijk en Steenwijkerwold werd beschreven in: R. de Jong. Steenwijk’s klokken (1982-1984).
Lumière-theater: voormalige bioscoop en theater, sinds 1935 behorende bij Het Wapen van Steenwijk. Artiesten als Lou Bandy, Willy Derby, Louis en Heintje Davids, Eddie Christiani, Pia Beck en Snip en Snap hebben hier ooit opgetreden. Zie ook: Ger Vos.
L.U.S.; zie: Egbert Logtmeier.
Lute en Endrik: twee mannen (fantasiefiguren) die wekelijks in de Kleine Steenwijker Kroniek reageren op recente gebeurtenissen. Geestelijk vader was de journalist C.P. Ket; de leraar M.F. van der Meulen gaf hen een gezicht. In 1990 heeft Kiny Copinga een bronsplastiek van Lute en Endrik gemaakt dat sindsdien op de Markt in Steenwijk prijkt.
Luteijn, David Izaak (Cadzand 24 juni 1915 – Heerenveen 20 december 1961), landbouwkundig ingenieur. Was van 1945 tot aan zijn dood directeur van de N.V. Ontginningsmij. Land van Vollenhove te Steenwijk. Was lid van Provinciale – en Gedeputeerde Staten, bij uitstek deskundig op het gebied van de planologie. Zijn laatste publicatie was: De veenontginning in het Land van Vollenhove (1954). Ref.: RHN p36.
maat; zie: made, Steenwijker Maat.
maatschappelijk werk; zie: gezondheidszorg.
Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (vaak aangeduid als: ’t Nut): in 1784 gesticht ter bevordering van de culturele, maatschappelijke, literaire en sportief-recreatieve ontwikkeling van de bevolking. Het Nut, met sinds 1835 een eigen afdeling in Steenwijk, heeft de aanzet gegeven tot de oprichting van onder meer de Nutsspaarbank (1842; later: SNS Bank), de Openbare Bibliotheek (1925), de Nuts Bad- en Zweminrichting (1934; sinds 1992: De Waterwijck) en de VUSO (1946). Ref.: SW p153.
Maatschappij van Weldadigheid; zie: Weldadigheid.
made (ook: maat; meervoud: maden of maten): hooiland; meestal vochtig laaggelegen land waarvan de begroeiing (gras) ’s zomers gemaaid wordt. Het woord komt voor in namen als Koematen (ooit vermeld als: Kamaet of: Camaden).
Maeth, Nicolaes ter (roepnaam: Claes; 15e eeuw): deken van het Kapittel van de Sint Clemenskerk te Steenwijk. Legde in 1466 de eerste steen voor de nieuwe Sint Clemenstoren.
magistraat (ook: stadsgerecht): sinds de 13e eeuw het stadsbestuur, bestaande uit schout en (sinds 1597) zes schepenen. De verkiezing vond jaarlijks plaats door middel van boontrekking; zie daar. Ref.: OAS p69-84. Zie ook: bestuur.
Mambeke; zie: Beek (2).
Mammoet van Steenwijk: een compositie van mammoetbeenderen in 1986 gevonden door M. Buitenhuis, A. Kuper en P. Timmerman. In 1995-1998 onder grote belangstelling door de WAS tentoongesteld in de ruimten van het voormalige kantongerecht aan de Markt in Steenwijk.
Mannenkoor Karrespoor: muziekgroep (1990-1999) van zestien zangers begeleid door 6 muzikanten, ontstaan in café De Karre van Hein Kranendonk in Tuk. De groep kreeg in 1991 landelijke bekendheid met de nummers Mooi Man en Lekker op de trekker.
maquette van Steenwijk: sinds 1987 in het Stadsmuseum Steenwijk, gemaakt door H.J. Jansink. De maquette werd, naar de stadsplattegrond van Joan Blaeu uit 1649, gebouwd op een schaal van 1:500. Ref.: SO p40-41.
marechaussee: naast het politiekorps was er aan het begin van de vorige eeuw in Steenwijk een marechausseebrigade. Deze was belast met het politietoezicht in de gemeente Steenwijkerwold en werkte nauw samen met de Steenwijker politie. De marechaussee was ondergebracht in een bijgebouw van De Gouden Engel. In 1901 werd een marechausseekazerne gebouwd op de hoek van de Gasthuislaan en de Verlaatseweg. Na de 2e WO ging de marechaussee over naar de rijkspolitie.
Mariakerk (ook: Maria Capelle); zie: Kleine Kerk.
Mariënwold: een in 1963 in gebruik genomen internaat-flatgebouw van het onderwijscentrum De Voorzienigheid in Gelderingen. Van 1981-1989 was het in gebruik als onderdeel van Croevinge. De naam leeft voort als straatnaam.
Marijenkampen: buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 5 km ten noordwesten van Steenwijk, 1 km ten zuiden van Willemsoord, met ruim 150 inwoners. Genoemd naar ene Marij van Essen, die hier grond bezat. Heette vóór 1911 Huttenberg. Ref.: SN p60-61.
marke (of: mark): vereniging van personen die van oudsher gronden in onverdeelde eigendom bezaten, alsook die gronden zelf. Het woord ‘marke’ komt van het werkwoord ‘merken’ (afbakenen) en wordt in het oosten van ons land gebruikt.
Markebrug: voormalige houten brug over de Beek (2) in de Oldemarktseweg ten noordwesten van Steenwijkerwold.
Markt: marktplein in het centrum van Steenwijk, ontstaan aan de noordzijde van de oude heirweg (Gasthuisstraat-Scholestraat). Eeuwenlang hebben op de Markt allerlei evenementen, festiviteiten en markten plaats gevonden. Als plein voor het eerst genoemd in 1420, strekte het zich toen uit tot aan de Kleine Kerk. De Markt heeft een vierkante plattegrond van 60 bij 60 m tussen de voorgevels gemeten. De belangrijkste winkelstraten komen uit op de Markt, waardoor deze bijzonder in trek is als centrale ontmoetingsplaats. Ref.: HM 1999 n3 p73-75. Zie ook: Koningstraat.
markten. Bisschop Jan van Arkel verleende Steenwijk in 1358 het eeuwigdurende recht van drie vrije jaarmarkten en een weekmarkt op maandag. In 1380 breidde bisschop Floris van Wevelinkhoven het aantal jaarmarkten uit tot vier en bepaalde dat andere jaarmarkten binnen de klokslag (het rechtsgebied buiten de stad) verboden waren. In de 16e eeuw werd zelfs het houden van weekmarkten in het Dieverder dingspil en Oldemarkt verboden. De Steenwijker markten voorzagen in de behoefte van geheel Noordwest-Overijssel, Zuidoost-Friesland en Zuidwest-Drenthe. In de 17e eeuw waren er vier, in de 18e eeuw zeven en in de 19e eeuw zes jaarmarkten. Sinds 1845 was er een florerende Paarden-, Beesten- en Schapemarkt. Na 1934 vond een sterke terugval plaats, vooral door concurrerende veemarkten. In 1961 werd daarom de maandagse (vee)markt afgeschaft en bleef de in 1933 ingestelde zaterdagse warenmarkt. Van de jaarmarkten bleef alleen de Elfduizendmarkt; in 1987 werd de Bouwmarkt opgeheven en werd de oude Zendemarkt opnieuw in het leven geroepen. Ref.: HM 1987 n3 p67-76. Zie ook hoofdstuk 11.
Marle, Petrus Henricus Perizonius van (Hoorn 22 december 1802 – Steenwijkerwold 25 oktober 1876). Was notaris te Oldemarkt; woonde sinds 1850 in de villa Bergstein in Tuk. Was van 1843-1876 wethouder van Oldemarkt en van 1853-1865 lid van Provinciale Staten. Schreef: Coöperatie en socialisme (1894).
Mateboer, Tijmen (roepnaam: Tiem; Genemuiden 1 april 1917 – Enter 9 mei 1989), leraar, publicist. Was van 1937 tot 1982 onderwijzer, later leraar Nederlands in verschillende plaatsen in ons land. Schreef een vijftigtal boeken voor de jeugd, de meeste over regionale en vaderlandse geschiedenis. Over Steenwijk schreef hij: Jan Dirks, de bode van Joan van de Kornput (1957) en De mattenmaker van Steenwijk (1978). Ref.: HM 2006 n2 p55-58.
maten en gewichten; zie: Steenwijker maten.
Maten, De: kadastrale aanduiding (1832) van rietlanden tussen De Wetering en Heuvengracht, 2 km ten noordoosten van Nederland.
Matheijsz, Johan (ook: Johan Thijssen of Meester Jan orgelist; Kampen 1587 – Steenwijk 24 december 1636), organist, schoolmeester. Was van 1612 tot zijn dood organist van de Grote kerk. Ref.: HM 2000 n1 p21-23.
mattenvlechterij: vanouds een huisindustrie in Steenwijk die, als aanvulling op het werk in de veenderijen, in de wintermaanden werd bedreven. Als grondstof dienden ‘russen’ uit de trekgaten bij Wapserveen. De matten werden op rollen van 24 m lengte gemaakt en vooral in Holland verkocht als vloerbedekking. In 1797 werd een mattenfabriek gevestigd in het voormalige Gasthuis. Nog in 1886 waren daar 23 mensen werkzaam in de mattenvlechterij.  Tegen het einde van de 19e eeuw liep deze bedrijvigheid terug en vond alleen nog plaats in het gebouw voor de werkverschaffing. Daar vestigden H. Visscher en K. Fuite uit Genemuiden in 1947 een fabriek voor cocosmatten (Nobelco) die in 1950 naar de Meppelerweg verhuisde.
Maurits, Prins (graaf van Nassau, sinds 1618 prins van Oranje; Dillenburg 13 november 1567 – Den Haag 23 april 1625), stadhouder. Werd in 1589 bevelhebber van alle Staatse troepen. Beheerste de nieuwe, op wiskundige basis gefundeerde, oorlogsvoering en behaalde daarmee veel succes in de herovering van steden op de Spanjaarden. Op 4 juli 1592 werd Steenwijk door Prins Maurits en graaf Willem Lodewijk op de Spanjaarden veroverd en daarmee het gehele noorden van ons land aan de Spaanse bezetting ontrukt. Ref.: J.G. Kikkert. Maurits van Nassau (1985); HM 1992 n3 p1-48.
media; zie: nieuwsmedia.
Meek, Eelke Everhardus (Assen 29 oktober 1887 – Steenwijk 4 januari 1966), leraar. Was leraar geschiedenis aan de Christelijke ULO en ouderling van de Gereformeerde Kerk. Schreef enkele historische en biografische publicaties waaronder: Steenwijk, de Olde Veste (1953), en De Woldpoort te Steenwijk; hoe het was vóór 1830 (1954). Ref.: HM 1996 n2 p63.
Meenbeken; zie Beek (2).
Meenpoel: voormalig gemeenschappelijk wasmeer (10 ha) voor schapen, 2 km ten noordoosten van Huis Eese. Ontstaan door gedeeltelijke vergraving van het verlande Eesermeer. Door verdere ontwatering werd het een drooggevallen laagte.
meensman (ook: gemeensman): lid van het college dat vroeger in sommige steden van Gelderland en Overijssel (ook in Steenwijk) de burgerij bij het stadsbestuur vertegenwoordigde. Elk jaar benoemde de magistraat acht burgers tot meenslieden, namelijk vier in de gezworen meente en vier in de minnermeente, tezamen meente genoemd. Sinds 1597 waren dit er tweemaal zes, evenveel uit beide kluften. Ref,: OAS p71.
Meenthe; zie: Gemaal De Meenthe, Steenwijker Meenthe.
Meenthe, De: multifunctioneel centrum met theater, sport- en evenementenhal en vergaderruimten aan het Stationsplein te Steenwijk. Het gebouw is een ontwerp van L.H.D. Buchta en werd op 11 september 1971 officieel geopend door minister P.J. Engels. Het complex onderging in 1983, 1987 en 2004 ingrijpende verbouwingen.
Meenthebrug: provinciale ophaalbrug over het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl in de Meentheweg, 9 km ten westen van Steenwijk.
Meenthehof, De: serviceflat en 18 bejaardenwoningen aan de Westercluft in de woonwijk Oostermeenthe, naar een ontwerp van J. Grunstra te Bolsward. Het complex werd op 18 juni 1974 officieel geopend. De flat was tot 1994 de enige in Steenwijk.
Meenthesloot (ook: Gemeentesloot): grenssloot tussen de voormalige gemeente Steenwijkerwold en de Wold- en Oostermeenthe.
Meester Gerrits; zie: Gerrits.
Meester Jan; zie: Matheijsz.
Meesters, Hendrik (zoon van Jan (1) Meesters; Steenwijk 9 september 1814 – Steenwijk 2 juni 1841), houthandelaar. Was van 1837-1841 compagnon van zijn broer Salco.
Meesters, Jan (1) (ook Jan Hendrik genaamd; Steenwijk 8 mei 1784 – Steenwijk 14 mei 1837), leerlooier. Had, samen met zijn broer Matthijs, een leerlooierij, eekmolen, runhandel, lijmkokerij (1824) en een houtzaagmolen (1833). Zie ook hoofdstuk 10.
Meesters, Jan (2) (zoon van Matthijs; Steenwijk 23 augustus 1822 – Steenwijk 6 december 1867), was van 1852-1867 burgemeester van Steenwijk.
Meesters, Jan (3) (zoon van Jan Rudolph Meesters; Steenwijk 2 september 1850 – Steenwijk 5 januari 1904), was van 1899-1904 burgemeester van Steenwijk en tevens enkele jaren lid van Provinciale Staten en van de Tweede Kamer.
Meesters, Jan Rudolph (zoon van Jan (1); Steenwijk 11 november 1822 – Zwolle 27 november 1900). Was van 1873 tot 1887 burgemeester van Steenwijk en van 1875-1900 lid van Gedeputeerde Staten in Overijssel. Was in 1888 medeoprichter van de Coöperatieve Bouwvereniging Eigen Haard. 
Meesters, Johannes Hendricus Egbertus (zoon van Jan (1); Steenwijk 20 februari 1835 – Dedemsvaart 26 augustus 1898), jurist. Was van 1864 tot z’n dood advocaat en notaris te Dedemsvaart, tijdelijk te Emmen. Kocht veenlanden in De Krim. Schreef, in opdracht van de gemeenteraad van Steenwijk, het belangrijke rapport De Steenwijker Meenthe, een bijdrage tot de marke- en stadsgeschiedenis (1881). Was van 1879-1880 lid van Provinciale Staten en in 1891 oprichter en tot 1896 hoofdredacteur en uitgever van de Emmer Courant.
Meesters, Matthijs (Steenwijk 25 januari 1788 – Steenwijk 15 juni 1854), leerlooier. Had, samen met zijn broer Jan (1), een leerlooierij, eekmolen, runhandel, lijmkokerij (1824) en een houtzaagmolen (1833).
Meesters, Salco (zoon van Jan (1) Meesters en Liskjen Solkes Tromp; liet in 1873 zijn familienaam wijzigen in Tromp Meesters; Steenwijk 21 januari 1816 – Steenwijk 11 juni 1895), houthandelaar. Voortvarend ondernemer die in 1855 als eerste in Steenwijk overging op stoomaandrijving van zijn machines.
Meestersbrug (of: Paardenwaterbrug): voormalige houten brug in 1898 gebouwd over het Paardenwater waar dit uitmondde in het Steenwijkerdiep. Deze werd op kosten van J.H. Tromp Meesters gebouwd als verbinding tussen de Kleine Meenthe (ten zuiden van het Steenwijkerdiep) en de Schurfkampen.
Meijer, Pieter Koenraad (Midwolda 6 juli 1885 – Steenwijkerwold 15 januari 1963), opzichter. Was van 1915-1955 bedrijfsleider bij Cunrau (zie daar) en opzichter van de Steenwijker Laagveenontginning, naar hem ook Polder van Meijer genoemd.
Meijer, Romke (Harlingen 25 juni 1961), leraar. Sinds 1987 leraar Nederlands en Duits aan de RSG in Steenwijk. Was bestuurslid (1996-2003) en penningmeester (1996-2002) van de HVS.
Meina; zie: legende.
melaatsenhuis: in de 16e eeuw is een aantal keren sprake van de “Melaetsenhof bij Hoegewateren”, bij Zuidveen dus, een eindje buiten de stad. Ref.: HM 2005 n3 p66-74.
Memelink, Johannes Hendrikus (Warnsveld 6 april 1889 – Meppel 16 augustus 1992), leraar. Was tot 1953 leraar lichamelijke opvoeding, eerst in Dordrecht, sinds 1916 aan de RHBS in Steenwijk, later ook in Meppel. Was daarnaast een verdienstelijk fotograaf uit wiens werk ook oude ansichten in omloop zijn.
memorialen (ook: memorieboeken): aantekenboeken waarin de besluiten van schepenen, raden en meenslieden, alsook afspraken met de burgers, geregistreerd zijn. Die in het Oud-archief van Steenwijk, totaal 19 boeken, bestrijken de periode 1558-1795 met veel informatie van daarvóór.
menning: Oost-Nederlandse benaming voor een oprit naast een boerderij, of landweg naar achterliggende stallen of landerijen. De naam komt van het werkwoord ‘mennen’.
Meppel (vroeger ook: Meppelo): stad in Zuidwest-Drenthe met 26.000 inwoners, 11 km ten zuidzuidoosten van Steenwijk. Werd in 1422, met goedvinden van het kapittel van de Sint Clemenskerk in Steenwijk, afgescheiden van het kerspel Kolderveen, waarbij de kapel in Meppel werd verheven tot kerspelkerk. De in 1141 als Mepplo vermelde naam duidt op een esdoornbos. Meppel verwierf in 1815 stadsrechten. Het maakte de laatste eeuwen, als stad aan het water, een snelle ontwikkeling door in scheepvaart, handel en industrie en nam een deel van Steenwijks centrumfunctie over.
Meppelerweg: uitvalsweg van Steenwijk naar het zuiden via Meppel, aangelegd in 1828-1829 als “Embranchement Leeuwarden naar Meppel des Maritimen Wegs no. 1”. Deze klinkerweg werd op 6 januari 1830 in gebruik genomen als Rijksweg 32 en had een rijbaanbreedte van 4.50 m. Een aantal van de oorspronkelijke eiken en beuken is bewaard gebleven. Zie ook: Friese Straatweg, Steenwijkerstraatweg, zomerweg.
Merwede, Philip Everhard van der (Leeuwarden 12 maart 1752 – Kampen 25 februari 1806) was van 1787 tot 1791, schout van Steenwijk, Steenwijkerwold en Scherwolde, wonende te Vollenhove. Was van 1804 tot 1808 ontvanger van het waterschap Vollenhove.
Metius; zie: Anthonisz.
Meuenslootje: voormalig slootje, noordelijk van de Heerendijk, dat vanuit Giethoorn verbinding gaf met het Heldere Gat.
Meule van Jan Pap; zie: Molen van Jan Knol.
Meule van Trien’n Peters; zie: Molen van Trien’n Peters.
Meulen, Michiel Folkert van der (roepnaam: Chiel; Purmerend 17 juni 1919 – Steenwijk 28 november 2003), leraar. Was van 1953 tot 1984 leraar, later directeur van de Burg. Voetelinkschool te Steenwijk. Geïnteresseerd in kunst, cultuur en geschiedenis schreef hij diverse recensies en artikelen voor de OSC en tekende onder meer de fantasiefiguren Lute en Endrik. Schreef verder: Enige kanttekeningen bij het beleg van Steenwijk in 1580-1581 (1998).
Meulenberg, Pieter Jacobus (Ellewoutsdijk 6 november 1903 – Steenwijk 2 april 1996), fruitteler en samensteller van Boerderijen in het Land van Vollenhove en hun bewoners (1985).
Mey, Georgius de (Rotterdam ca. 1628 – Gouda 1712), predikant. Was van 1662 tot 1666 predikant van de Hervormde Gemeente Steenwijk. Ref.: HM 1999 n2 p51-55.
Meyeringe: voormalige erve aan de oude heirweg naar Friesland. De in 1390 genoemde Meyeringe-woert lag vermoedelijk in Tuk.
Meyeringepoort; zie: Gasthuispoort.
Meyeringestraat; zie: Gasthuisstraat.
Middelmeenthe; zie: Woldmeenthe.
Middelwijk; zie: legende.
Middelwijk, Hendrik (Steenwijk 2 september 1897 – Steenwijk 10 januari 1982), meubelmaker. Van hem is enig fraai houtsnijwerk bekend, gemaakt in de meubelfabriek van de Gebrs. Monsieur, zoals de burgemeesterszetel (1919) in Rams Woerthe. Ref.: SO p. 73.
Middendorp, Anthonij (Steenwijk 16 juli 1851 – Uithuizermeeden 20 februari 1913), gemeentesecretaris van Uithuizermeeden. Schreef: Oorsprong, gebruik en beheer der Steenwijker meenthen, geschiedkundig beschouwd (1883).
Middendorp, Antonij (Zwolle 1748 – Steenwijk 5 oktober 1822), predikant. Was van 1780 tot 1822 predikant van de Hervormde gemeente in Steenwijk.
Middendorp, Harmen (Steenwijk 29 juni 1776 – Steenwijk 1855), jurist. Was advocaat te Steenwijk en van 1819-1835 lid van Provinciale Staten.
Middendorp, Harmen Anthonij (Steenwijk 4 januari 1838 – Steenwijk 27 juni 1906), arts. Was van 1901-1906 lid van Provinciale Staten.
Middendorp, Hendrik Willem (Steenwijk 22 mei 1842 – Groningen 14 mei 1918), arts, hoogleraar.
Midweekfeestdagen: de tweede woensdag van juli en de vijf daaropvolgende woensdagen gelden voor Steenwijk als hoogtijdagen waarop tal van toeristische attracties plaatsvinden.
Mienbeken: kadastrale aanduiding (1832) van landen ongeveer 1 km westnoordwestelijk van Steenwijkerwold. Thans de naam van een zijweg van De Beek. Zie ook: Beek (2).
milieu; zie: natuurlijk milieu.
militair oefenterrein; zie: Johannes Postkazerne.
militair tehuis; zie: Christelijk Militair Tehuis, Katholiek Militair Tehuis.
Mini; zie: Hoomoedt.
minnermeente; zie: meensman.
MIP; zie: monumenten.
Moatenoord: naam van Steenwijk tijdens de carnavalsperiode.
Moddergat: voormalige vaart, ongeveer 2 km noordoostelijk van Blokzijl, tussen Muggenbeet en het Noorderdiep. Deze 800 m lange verbin­ding werd in het midden van de 16e eeuw gegraven op initiatief van de Graaf van Aremberg, ook wel Jean de Ligne genaamd. Indertijd gold dit als een 'breed' kanaal, dat de Steenwijker Aa verbond met de terzelfder tijd gebouwde schut­sluis te Blok­zijl. De naam Moddergat duidt op een vaargeul door een overi­gens slibrijk gebied. Tot in het begin van de vorige eeuw werd het Moddergat nog vrij intensief bevaren.
moederkerk; zie: dochterkerk.
Moen, Charles Antoine (Amsterdam 9 maart 1878 – Steenwijk 26 oktober 1957), leraar, musicus, schilder. Was van 1905 tot in de jaren dertig leraar voor het hand- en decoratief tekenen aan de Ambachtsschool te Steenwijk. Exposeerde in 1915 op de Wereldtentoonstelling in San Francisco. Het Stadsmuseum bezit twee van zijn schilderijtjes. Ref.: NBK, SW p184.
moerasgebieden; zie: De Weerribben, De Wieden.
Moffien, ‘t; zie: W.P. van ’t Hogeveen.
Mol, Koop (Steenwijk 1815 – Steenwijk 13 januari 1868), onderwijzer. Was van 1852-1860 organist van de Grote Kerk in Steenwijk.
Molen, Hendrik Jan van der (Nijeveen 23 februari 1865 – Steenwijk 15 februari 1951), orgelbouwer. Begon als schoenmaker, later handelaar in – en bouwer van kerkorgels. Leerling van Jan Proper (1853-1922) te Kampen. Bekend zijn orgels in Emst (1910), Peperga (1912) en Wilhelminaoord.
molenberg (of: molenbelt): kunstmatig opgeworpen hoogte waarop een windmolen is gebouwd. In Steenwijk werden molenbergen ook tegen en op de stadswal gebouwd (zie: walmolen), later ook op de bolwerken.
Molendijk, Peter Jan (Rotterdam 23 juni 1924), jurist. Was burgemeester van Ten Boer (1957-1968), Steenwijk (1968-1978) en Velsen (1978-1987). Was daarnaast in Steenwijk onder meer voorzitter van de Beeldenroute en de Plattelandsbibliotheek West-Overijssel en plaatsvervangend kantonrechter. Was vanuit Steenwijk ook zeer actief in de provincie op bestuurlijk, economisch en cultureel gebied: VNG, Gewest Zwolle, SAR, WMO, Wavin, Dikkers, Oversticht en Welstandstoezicht Overijssel. Schreef over Steenwijk onder meer: Beschouwingen over de gemeentelijke herindeling van Noordwest-Overijssel in 1973 (1999). Ref.: WWN2. Auteur van hoofdstuk 13.
Molengraven: voormalige molensloot, genoemd in 1460, lopende langs de zuidgrens van Steenwijk bij de in 1567 genoemde “Westebringe moele”. Westebringe was een hoeve in Onna.
Molenhoek: voormalige buurtschap opgegaan in Basse, ruim een km ten westen van het dorp Steenwijkerwold. De naam dateert van 1856 en herinnert aan een korenmolen die daar van circa 1700 tot 1875 heeft gestaan.
molens: werktuigen voor het bewerken (malen, zagen enz.) van grondstoffen of het opvoeren van water, aangedreven door wind (windmolens), stromend water (waterradmolens; zie daar) of door paardenkracht (rosmolens; zie daar). Ooit ook in Steenwijk en Steenwijkerwold, heeft geen van deze molens de tand des tijds doorstaan; slechts enkele toponiemen en straatnamen herinneren eraan.
In 1522 werden twee walmolens vernield door Friese troepen. In 1565 is er sprake van zes windmolens: twee walmolens (Eekeringemolen en Luchtsmolen) en vier molens buiten de stad (Hogewaterensmolen in Zuidveen, Gheert Stevensmolen buiten de Oosterpoort, een molen “bij de Woldpoort” en een molen aangeduid met “bij het Capelle” of “bij het Wold”), de eerste waren graanmolens, de laatste twee houtzaagmolens. Van 1597-1608 was er bovendien een stadsmolen; zie daar. Verder buiten de stad waren nog drie graanmolens: de Baarsmolen, die in Molenhoek en de Molen van Wierda in Willemsoord. Vermeldenswaard zijn ook de windwatermolens “Het is niet anders” aan het Steenwijkerdiep bij Halfweg en die van Trien’n Peters bij Zuidveen.
In de 19e eeuw werden er verschillende molens gebouwd aan de zuidzijde van het Steenwijkerdiep: in 1832 waren er een volmolen van Willem Keizer en een pel- en eekmolen van Jan Meesters. Kort daarna kwam er aan de noordzijde een graanmolen van Hendrik Meesters (de latere Molen van Klaas Rijkmans). In 1846 kwam er een grote houtzaagmolen van Salco Meesters, waarvan in 2000 de paalfundering werd blootgelegd. In 1865 waren er vier molens aan de zuidzijde en één aan de noordzijde van het Diep. In 1871 bouwde Jan Wicherson een houtzaagmolen en in 1878 kwam er nog een houtzaagmolen bij: Het Klaverblad van Barend Volkers. Ref.: HM 1985 n1 p12-20.
Molenstraat: al in 1477 vermelde straat, genoemd naar de toenmalige molen op de zuidelijke stadswal.
Molen van Jan Knol (in dialect: Meule van Jan Pap): voormalige korenmolen op het Ooster Bolwerk. Het was een ronde bovenkruier met stelling, gebouwd in 1860 en in 1908 door brand verwoest. De restanten van de gemetselde onderbouw bleven staan tot 1921.
Molen van Kuiper; zie: Het Anker.
Molen van Rijkmans: voormalige imposante graanmolen aan de noordzijde van het Steenwijkerdiep. Het was een uit Groningen afkomstige papiermolen die hier in 1843 werd opgebouwd als houtzaagmolen voor Hendrik Meesters. In 1896 werd de molen  overgenomen door de familie Rijkmans, die er eikenschors voor de leerlooierij mee maalde. Tot de afbraak in 1917 was het de laatste molen die het stadsbeeld van Steenwijk gesierd heeft.
Molen van Trien’n Peters: voormalige windwatermolen in de Langeslootslanden ten zuiden van Zuidveen. De bovenkruier werd in 1870 gebouwd door de gebroeders Toekstra uit Wetering in opdracht van Peter Boverhof van de Hoevendijk. De molen, genoemd naar zijn vrouw Trijntje Schipper, werd in 1955 verkocht aan ir. R. Baggerman die de molen opnieuw liet opbouwen in Wapenveld. Ref.: SW p213-214.
Molen van Wierda: voormalige graanmolen in Willemsoord, gebouwd in 1888 en afgebroken in 1943.
Molenwal: de oostzuidoostelijke stadswal, tussen het Ooster Bolwerk en het Eekeringe Bolwerk. Genoemd naar de molens die op beide bolwerken stonden. Ref.: SO p54.
Molukkers; zie: Beenderribben.
Monsieur: voormalige meubelfabriek te Steenwijk. In 1840 vestigde Meindert Monsieur (Beverwijk 2 november 1816 – Steenwijk 2 november 1882) zich als kastenmaker in de Woldstraat. Het bedrijf ging later over naar zijn beide zoons Hendrik Harmanus (roepnaam: Hein; Steenwijk 11 september 1843 – Steenwijk 2 juni 1919) en Barend (Steenwijk 19 mei 1852 – Steenwijk 21 november 1922). Zij bouwden in 1898 een meubelfabriek aan de J.H. Tromp Meestersstraat: Stoommeubelfabriek Het Noorden. De eerste steen hiervoor werd gelegd door Meinhard Antoon H.H. Monsieur (Steenwijk 1 mei 1883 – Steenwijk 19 mei 1947). In de jaren dertig was het een modern bedrijf met ruim vijftig werknemers; het product muntte uit in stijl en kwaliteit. In 1962 werd het bedrijf overgenomen, in 1982 werd het wegens faillissement gesloten en in 1992 werd de fabriek afgebroken om plaats te maken voor verzorgingshuis Nijenstede. In het Stadsmuseum Steenwijk zijn enkele meubels van Monsieur te bezichtigen. Ref.: SO p66-67 en 73.
monumenten (1): gebouwen en overblijfselen uit vroegere culturen die beschouwd worden als uniek, onvervangbaar en van belang om beschermd en behouden te worden. Ze zijn ouder dan vijftig jaar en worden beschermd wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Men onderscheidt rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en archeologische monumenten; zie daar. De monumentenwet van 1988 geeft regels voor het beheer van monumenten. In 1989 werd een inventarisatie van jongere bouwkunst en stedebouw (1850-1940) in het Land van Vollenhove afgerond, als onderdeel van het Monumenten Inventarisatie Project MIP. Ref.: Inventarisatie jongere bouwkunst 1850-1940; beschrijving objecten gemeente Steenwijk (1989); SW p191. Zie ook: gebouwen, kerkorgels, molens, Stichting Stadsherstel Steenwijk. (2): objecten ter herinnering aan vroegere personen of gebeurtenissen; zie: begraafplaatsen, gedenktekens, oorlogsgraven, standbeelden.
Mooijweer, Jos (Vollenhove 21 juni 1961), historicus. Verricht onderzoek en schrijft over de rechts-, bestuurlijke- en sociale geschiedenis van Overijssel, in het bijzonder van Noordwest-Overijssel. Bezorgde, met P. Brood, het Compendium voor het Overijssels recht vóór 1811 (2007), postume uitgave van werk van oud-rijksarchivaris E.D. Eijken. Is sinds 2006 directeur van de Stichting IJsselacademie in Kampen.
Moraal, Albert (zoon van de volgende; Steenwijk 8 mei 1930), politieambtenaar. Sinds jaren actief in de geschiedschrijving van Steenwijk en als stadsgids van zijn woonplaats Amersfoort. Schrijft artikelen over de geschiedenis van Steenwijk, in het bijzonder over recht, bestuur, politie, brandweer en de schilder Hendrick van Steenwijck de Oudere.
Moraal, Hendrik (roepnaam: Hennie; Nijeveen 5 april 1900 – Steenwijk 20 juni 1993), schilder. Legde zich op latere leeftijd toe op het kunstschilderen. Werkte mee aan de restauratie (1974-1981) van de Grote Kerk en was de schilder van de predikantenborden en het organistenbord (1987). Ref.: SW p142.
morgen: oude vlaktemaat, gelijk aan 0.8127 ha Steenwijker Maat.
mud (of: mudde): oude vlaktemaat, gelijk aan 0.3614 ha Steenwijker Maat. Het mud (of zak) als inhoudsmaat is gelijk aan 125.4 liter en is gebaseerd op de hoeveelheid zaaizaad benodigd voor een mud bouwland.
Muggenbeet: buurtschap en waterstreekdorp ongeveer 9 km ten zuidwesten van Steenwijk en 2.5 km ten noordoosten van Blokzijl; kadastrale aanduiding (1832) van sectie O van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. Vóór het midden van de 16e eeuw was Muggenbeet de plaatselijke benaming voor de Steenwijker Aa. De oudste vermelding (1371) spreekt van Muggenbeke; tegenwoor­dig wordt dit water de Muggenbetervaart ge­noemd. Omstreeks 1550 werd op last van Jean de Ligne een 800 m lang kanaal gegraven tussen Muggenbeet en het Noorderdiep, waardoor de vaart van Steenwijk naar Blokzijl aanmerkelijk verbeterd werd. Al in de 17e eeuw had Muggenbeet een eigen schooltje. Het werd in 1692 wegens stormschade vernieuwd en in 1879 opgeheven. Voor een klein gebied van 20 ha vond in 1964 ruilverkaveling plaats.
Muijen, Johannes Jacobus van (roepnaam: Joop; Nieuwer-Amstel 26 mei 1929 – Steenwijk 5 januari 2003), leraar, bestuurder. Was van 1967-1973 directeur van de Streekraad Noordwest-Overijssel, daarna leraar maatschappijleer aan de Rijksscholengemeenschap in Steenwijk en Meppel en aan de Middelbare Detailhandelsschool in Zwolle. Daarnaast was hij van 1974-1978 gemeenteraadslid en van 1972—1982 lid van Provinciale Staten van Overijssel voor de PvdA.
Muiteman, Christianus Gijsbertus (Utrecht 12 maart 1846 – Steenwijkerwold 10 juni 1928), pastoor. Werd in 1872 tot priester gewijd en was sinds 1890 pastoor te Steenwijkerwold, opvolger van pastoor Roberink. Richtte in 1894 het liefdesgesticht De Voorzienigheid op, waarbij zich later een onderwijscentrum met internaat ontwikkelde. Ref.: SW p79.
Mulder, Antje Popkje (roepnaam: Annie; Blokzijl 9 december 1923), maatschappelijk werkster. Begon in 1947 als eerste gezinsverzorgster bij de Algemene Stichting Gezinsverzorging NWO en was van 1957-1987 algemeen maatschappelijk werkster in dienst van de gemeente Steenwijk. Sloot haar urgentieopleiding aan de Academie voor Sociale en Culturele Arbeid in Groningen af met: Grachtstraatbewoners; een onderzoek naar de woonsituatie van tien gezinnen in een te saneren stadswijk van de gemeente Steenwijk (1959). Voor haar verdiensten tijdens de 2e WO ontving zij in 1982 het Verzetsherdenkingskruis en in 2000 de gemeentelijke erepenning.
Mulders, Johannes Baptist (Den Helder 8 maart 1878 – Steenwijk 25 december 1934), leraar, schilder. Woonde en werkte tot 1919 in Den Helder, waar hij aan de Avondschool tekenles gaf aan onder meer de gebroeders Anton en Henri Pieck. Daarna was hij leraar tekenen aan de RHBS in Steenwijk. Kreeg bekendheid als schilder (decorateur) en tekenaar. Ref.: NBK.
Munsterse bezetting. Steenwijk werd van juli 1672 tot 6 november 1673 bezet door soldaten van de bisschop van Munster, Bernard van Galen (Bommen Berend). Zie ook hoofdstuk 6.
munten. Voor een beschrijving van Steenwijkse munten en penningen, zoals een noodmunt uit 1580, belegpenningen uit 1592, een penning van de landbouwtentoonstelling in 1897, een herdenkingspenning uit 1942, een bevrijdingspenning uit 1945, een ontzetpenning uit 1981 en een kerkpenning uit 1981, wordt verwezen naar HM 1988 n4 p115-124.
muntvondst bij Onna; zie: Romeinse muntvondst bij Onna.
musea. In Steenwijk bevinden zich het Stadsmuseum Steenwijk, het Kermis- en Circus Museum en de Stichting Instituut Collectie Krop. Even buiten Steenwijk vinden we het Geologisch Monument Wolterholten, de Museumboerderij ’t Olde Maat Uus te Giethoorn, Museum Het Gildenhuys te Blokzijl en het Cultuur Historisch Centrum Land van Vollenhove te Vollenhove. Vooral voor de prehistorie van Steenwijk en omstreken zijn van belang: het Biologisch-Archeologisch Instituut (BAI) van de RU Groningen, het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, het Fries Museum te Leeuwarden, het Drents Museum te Assen en het Stedelijk Museum te Zwolle.
Muys, Wijgert Willem (zoon van burgemeester Johannes Muys; Steenwijk 5 januari 1682 – Franeker 19 april 1744), arts, hoogleraar. Studeerde geneeskunde en wiskunde te Leiden en was sinds 1704 arts te Arnhem. Was van 1709-1744 hoogleraar te Franeker in de wis- en natuurkunde, medicijnen, scheikunde en botanie en vijfmaal rector van de universiteit. Ref.: HM 1987 n2 p43-47.
muziek. Steenwijk en Steenwijkerwold hadden (en hebben) tal van muziek- en zangverenigingen. Van de oudste noemen we: Steenwijker Fanfarecorps (1890-1916), opgevolgd door Steenwijker Fanfarecorps Tot Steun in de Strijd (1918-1971). Van de thans nog bestaande: Christelijke Muziekvereniging Crescendo (1918), Christelijke Brassband De Woldklank (1923), Muziekvereniging T.O.P. Onna (1948) en Drumkorps De Woldroffels (1973). Ref.: HM 2010 n2 p124-128; SW p319-365. Zie verder hoofdstuk 15.
muziektent: sinds 1913 op de Markt te Steenwijk, omstreeks 1930 verplaatst naar Park Rams Woerthe. In 1974 wegens verval afgebroken en in 2002 geheel vernieuwd.
nachtwacht: vrijwillige bewaking van rust en veiligheid gedurende de nacht. In Onna en Zuidveen sinds 1840 onder leiding van de plaatselijke veldwachter.
Nationaal Park Weerribben-Wieden: ontstaan door samenvoeging op 9 februari 2009 van de natuurreservaten Weerribben en De Wieden; zie daar.
nationale herdenking: jaarlijkse herdenkingsplechtigheid op 4 mei ter herinnering aan de gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Steenwijk wordt deze gehouden bij het oorlogsmonument bij de villa Rams Woerthe.
natte vervening; zie: veen.
natuurlijk milieu. Steenwijk wordt omgeven door een gevarieerd landschap dat betrekkelijk veel natuurschoon heeft. Ten noorden en noordwesten van de stad, op de stuwwal, liggen de Boswachterij Het Steenwijkerwold (bossen van de Eese, Fredeshiem en de Woldberg), het houtwallengebied Paasloo-Kerkbuurt en het bos rondom de kunstbunker bij Paasloo. Ten noordoosten van de stad strekt zich het brede stroomdal van de Steenwijker Aa uit met overwegend gras- en bouwland. Ten oosten liggen de bossen en heidevelden van de Bisschopsberg, de Havelterberg en het grote militair oefenterrein van de Johannes Postkazerne. Aan de zuidoostkant ligt de Steenwijkerkamp, vanouds de hooggelegen es met overwegend bouwland. Ten zuiden daarvan vinden we de lage veenlanden met gras en moeras en ten westen de polders die in de periode 1928-1968 zijn ingericht voor overwegend landbouw. Twee grote natuurreservaten zijn destijds de ontginningsdans ontsprongen: De Weerribben en De Wieden. Door deze verscheidenheid aan landschapstypen kent de planten- en dierenwereld rond Steenwijk een grote soortenrijkdom.
Natuurvereniging De Noordwesthoek: opgericht in 1955, destijds bestuurd door H. Akkerman, voorzitter, J.W. Wesselson, secretaris en H. Oost, penningmeester.
Nederland (ook: ’t Nederland): buurtschap 10 km westzuidwestelijk van Steenwijk gelegen, kadastrale aanduiding (1832) van sectie O van de voormalige gemeente Steenwijkerwold, 3 km ten noorden van Blokzijl, met ruim 20 inwoners. In de 16e eeuw ontstaan door de vestiging van mensen die zich met veehouderij en enige akkerbouw in leven hielden. De naam duidt op laaggelegen land, wat meer op de omgeving betrek­king heeft dan op de nederzetting zelf die ontstaan is op een zandrichel, vermoedelijk een oude oeverwal van de Beek (1); zie daar. In 1774 kreeg Nederland een eigen school, gesticht door de Armvoogdij van Scherwolde. Deze werd in 1855 vernieuwd, brandde af in 1879, vernieuwd in 1882 en opgeheven in 1899. Ref.: T.R. Stegeman. Waterig Nederland (1984).
Nederlands Gereformeerde Kerk: kerkgenootschap, ontstaan in 1967, met een gebouw aan de Hogewal 178 te Steenwijk. Het gebouw dateert uit 1922 maar is later aanzienlijk verbeterd.
Nederlandse Hervormde Gemeente, zie: Hervormde Gemeente.
Nederlandse Hervormde Kerk, zie: Hervormde Kerk.
Nederlands-Israëlitische Gemeente; zie: joodse gemeente.
Nedersticht: deel van het landsheerlijke gebied van het bisdom Utrecht, ongeveer de huidige provincie Utrecht. Zie ook: Oversticht.
Nederstouwe (of: Beneden Stouwe); zie: Stouwe.
nederzettingen; zie: prehistorische nederzettingen.
Neerwoldstraat: straat evenwijdig aan de Woldpromenade, maar iets lager gelegen. Werd in 1462 vermeld als Neder Woltstraat.
Netjes, Clazinus Jacob (Kampen 22 oktober 1953), bestuurder. Werkte bij de gemeenten Noordoostpolder, Haaksbergen en (1982-1986) Steenwijk. Was vervolgens secretaris van het waterschap Vollenhove, later Wold en Wieden. Sinds 1999 hoofd van de regionale vestiging van Royal Haskoning in Steenwijk. Was daarnaast van 1990-1999 gemeenteraadslid voor het CDA, sinds 2003 lid van Provinciale Staten en sinds 2006 voorzitter van de ondernemersvereniging Business Club Steenwijkerland.
Nettelbos: voormalig woonbuurtje achter de tegenwoordige Gereformeerde Kerk aan de Onnastraat. Het rijtje éénkamerwoningen, onder aan de stadswal, werd gebouwd in 1860 en afgebroken in 1964. De naam duidt op brandnetels of ander stekelgewas.
Nieuw-Apostolische Kerk: kerkgenootschap ontstaan in 1946, met sinds 2003 een nieuw gebouw aan De Vesting 6 te Steenwijk.
Nieuwe Aa: een in 1865 gegraven verbinding tussen de toen gebouwde schutsluis aan de Paardenmarkt en de Spoorweghaven. De oude loop van de Aa werd toen, wegens de aanleg van het stationsemplacement, gedempt.                                                                                                                                                      
Nieuwe Cronijk: naam van de sinds 1666 uitgegeven Steenwijker Almanak; zie daar.
Nieuwe Diep; zie: Steenwijkerdiep.
Nieuwe Gagels: woonwijk sinds 1983, ongeveer 2 km ten oostnoordoosten van de stad, gefaseerd ingericht als Nieuwe Gagels I en II.
Nieuwe Kampen, De: kadastrale aanduiding (1832) van landen ruim 2 km westnoordwestelijk van Steenwijkerwold.
Nieuwe Landen, De (1): kadastrale aanduiding (1832) van landen 2 km ten oosten van de stad. (2): Algemene Begraafplaats; zie daar.
Nieuwe Singelweg: van 1931-1940 de naam van de Burg. Goeman Borgesiusstraat.
Nieuwe Stationsstraat (ook: Nieuwe Stationsweg): in 1898 aangelegde verbindingsweg tussen de Doelenstraat en het spoorwegstation in Steenwijk. De brug over de stadsgracht werd in 1898 vervangen door een duiker en de naam werd gewijzigd in J.H. Tromp Meestersstraat.
Nieuwe Steendijk; zie: Steendijk.
Nieuwe Steenwijcker Schrijf-Calender: sinds omstreeks 1800 de naam van de Steenwijker Almanak; zie daar.
Nieuwe Vaart; zie: Steenwijkerdiep.
Nieuwe Verlaat; zie: Verlaat.
nieuwsmedia. Voor een historisch overzicht van de lokale nieuwsvoorziening zie: SW p455-456. Zie verder: kranten, omroep, post, radio, stadsomroepers, telefoon, televisie.
Nieuws TV Steenwijkerland (Kabelkrant): lokaal nieuws op TV, sinds 1987 geproduceerd door Boom Pers vanuit de vestiging aan de Scholestraat 42 te Steenwijk.
Nieveen: oude benaming voor Nijeveen; zie daar.
Nieweg, Heiman (later: Herman; Groningen 25 augustus 1877 – Voorburg 1 maart 1939), ondernemer. Vestigde zich in 1900 als fotograaf met atelier aan de Stationsweg en trouwde in 1901 met de Steenwijkse verloskundige Mietje Zilverberg (1876-1972). Was medeoprichter van het bedrijf Nieweg en Banis; zie daar.
Nieweg, Herman (kleinzoon van voorgaande; Tuk 13 april 1932 – Utrecht 28 mei 1999), beeldend kunstenaar. Begon als binnenhuisarchitect in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. Sinds 1959 in Giethoorn als pottenbakker, beeldhouwer en keramist met drukbezocht atelier. Verhuisde in 1994 naar Portugal. Ref.: NBK.
Nieweg en Banis (Eerste Steenwijker Lijstenfabriek, Inrichting voor Photografische en Schilderkunst): voormalige lijstenfabriek op de plaats van de voormalige bierbrouwerij De Heuvel aan de Meppelerweg. Het bedrijf werd opgericht op 1 augustus 1919 door Heiman Nieweg (zie daar) en Bernard Banis (1881-1936). Het bedrijf, in 1935 overgenomen door zoon Comprecht (Co) Nieweg, werd enkele malen uitgebreid en verbouwd tot meubelfabriek. De fabriek, die in 1952 werd overgenomen door R. Meulenbelt en een vijftigtal medewerkers had, brandde op 9 september 1969 volledig af.
Nije Aa (ook: Leiding): voormalige benedenloop van de Landryte die zich ongeveer 5 km westzuidwestelijk van Steenwijk met de Steenwijker Aa verenigde. Ter onderscheid werd de laatste hier ook wel Olde Aa genoemd.
Nijenhuis: Steenwijker familie beschreven in: Afstammelingenstaat van Jan Nijenhuis en Geertje Slot (1989).
Nijensleek: wegdorp in de gemeente Westerveld, 6 km ten noordoosten van Steenwijk. De naam duidt op een in de 17e eeuw vanuit Vledder ondernomen ‘nieuwe veenontginning’.
Nijensleker Schipsloot: een oude turfsloot vlak over de Drentse grens, ongeveer 7 km noordoostelijk van Steenwijk. Werd in 1615 op last van François van Wes­terbeek gegraven voor de afvoer van turf uit Friesland naar de Steenwijker Aa.
Nijenstede (1): villa, gebouwd in 1896 in opdracht van de houthandelaaar Jan Tromp Meesters. De villa stond aan de zuidzijde van de Meppelerweg, even buiten de stad, en werd tijdens de crisisjaren in 1936 afgebroken. Ref.: SO p66-67. (2): verzorgingshuis aan de J. Bogermanstraat 1 te Steenwijk, geopend op 7 maart 1996. Het is een ontwerp van Architectenbureau J.H. Ruiter B.V. te Steenwijk. Het bestaat uit een verzorgingsgedeelte voor 94 personen en 44 inleunwoningen. Het werd voorafgegaan door een gelijknamig tehuis aan de Kallenkoterallee, dat van 1965-1996 dienst heeft gedaan. Ref.: J. ter Steege. Een kwart eeuw Nijenstede (1990); SW p408.
Nijeveen (ook: Nieveen): streekdorp, 7 km zuidzuidoostelijk van Steenwijk, ontstaan aan de veen­dijk die vanuit Havelte in zuidwestelijke richting is aangelegd en waar­langs al in de 13e eeuw verveningen plaatsvonden. De naam werd voor het eerst in 1441 genoemd en in 1477 werd er vanuit Havelte een kerspel­kerk gesticht. De naam geeft aan dat de verve­ning zich, ten opzichte van Kolderveen, in noordoostelijke richting ver­plaatst heeft.
Nijk, Johannes Gerrerdus (Tuk 2 oktober 1862 – Haarlem 19 januari 1929), leraar, schrijver. Was onderwijzer te Leeuwarden, Arnhem en Amsterdam. Schreef, met W. Meerwaldt, de serie In woord en beeld; leesboek voor de lagere school (1893-1925). Was directeur van de Rijkskweekschool in Middelburg (1910-1921) en Haarlem (1921-1928). Van de door hem geschreven gedichten en liedjes kreeg algemene bekendheid: Een lied van Nederland (Alle man van Neêrlands stam). Ref.: J.W. Kesler. In memoriam Johannes Gerrerdus Nijk (1937).
nijverheid; zie: industrie.
Nipperus, Frans Arp (Groningen 13 april 1912 – Steenwijk 4 februari 2000), ambtenaar, verzetsman, raadslid. Werkte van 1937-1977 bij de Provinciale Waterstaat, onder meer bij de aanleg van de Blokzijlseweg, de laatste jaren als technisch hoofdambtenaar. Was in 1945 commandant van de binnenlandse strijdkrachten in Steenwijk, daarvóór actief als verzetsman en bij hulp aan onderduikers. Was in 1954 medeoprichter van V.V. d‘ Olde Veste, van 1970-1986 gemeenteraadslid voor de ARP (later CDA) en vele jaren lid van de Commissie Oudheidkamer.
Nobelco: voormalige kokosmattenfabriek, in 1947 door H. Visscher en K. Fuite uit Genemuiden gevestigd in het gebouw voor de werkverschaffing aan het Steenwijkerdiep. In 1950 verhuisde het bedrijf naar de Meppelerweg. Toen dit in 1953 opging in Verto, telde het bijna 500 werknemers. Zie ook: Verto.
Nolles, firma: fabrikanten van kinderspeelgoed van het merk Wildebras; zie daar.
noodgeld: uitgebracht door de gemeente Steenwijk bij het uitbreken van de 1e WO. Ref.: HM 1990 n3 p79-83.
Noorden, Stoommeubelfabriek Het; zie: Monsieur.
Noorderbolwerk (vroeger Het Hoge Meintje, soms ook De Vetpot genoemd): het oudste (1597) en grootste bolwerk van Steenwijk. Werd in 1898 deels afgegraven voor de aanleg van de Nieuwe Stationsstraat (sinds 1908 H.J. Tromp Meestersstraat) en in 1908 verder afgegraven voor de bouw van de Rijks HBS (thans appartementencomplex De Noordwalhof).
Noordersingel; zie: Noordwal.
Noordgracht: een ongeveer 1.6 km lang, voormalig kanaal tussen de Wetering en de Roomsloot, noordoostelijk van de buurtschap Nederland. De Noordgracht is geheel opgegaan in de Polder Wetering West.
Noord-Nederlands Plateau; zie: Drents Plateau.
Noordse Stouwe; zie Stouwe.
Noord Stege: oude naam van de weg die sinds 1959 Gelderingen heet.
Noordwal (of: Noorderwal): de noordnoordwestelijke stadswal, tussen het Jufferties- en het Noorderbolwerk. Deze wal werd in 1908 afgegraven voor de bouw van de Rijks HBS. Het pad langs de stadsgracht werd in 1921 bestraat en kreeg in 1924 de naam Noordersingel.
Noordwalhof: appartementencomplex dat sinds 1984 in de voormalige Rijks HBS is ondergebracht nadat deze in 1983 in een nieuw gebouw aan de Lijsterbesstraat werd gevestigd. Zie ook: Noorderbolwerk.
Noordwalstraat: voormalige straatnaam van de in 1920 aangelegde straat die in 1931 onderdeel werd van de verbinding tussen Woldpoort en Oosterpoort, sinds 1940 Burg. Goeman Borgesiusstraat geheten.
NoordWestGroep N.V.: centrum voor sociale werkvoorziening en arbeidsintegratie, in 2000 ontstaan na fusie van Cewesto en de Stichting WIN. Aan ruim 500 mensen wordt, in het kader van gesubsidieerde arbeid, werk geboden in de grafische en industriële afwerking en groenvoorziening. Het bedrijf is gevestigd aan de Koematen 36 in Steenwijk; velen zijn gedetacheerd in diverse bedrijven elders.
Noordwesthoek; zie: Noordwest-Overijssel.
Noordwesthoek, Natuurvereniging De; zie: Natuurvereniging.
Noordwesthoek, Vervoersmaatschappij De; zie: buslijnen.
Noordwest-Overijssel: officiële naam van één van de zeven gebieden waarin de provincie Overijssel verdeeld is: het noordwestelijke gedeelte. Noordwest-Overijssel bestaat uit twee gemeenten: Steenwijkerland en Zwartewaterland, met een oppervlakte van resp. 33.000 en 8.800 ha en een inwonertal van resp. 43.117 en 21.973 per 1 januari 2006. Oorspronkelijk een zeer uitgestrekt laagveenmoerasgebied tussen de zuidwestzijde van het Drents Plateau en de voormalige Zuiderzee. Ref.: H. Bruinenberg. De tijd vertelt; over het leven in de Noordwesthoek (1959). Zie ook: Kop van Overijssel, Land van Vollenhove.
Norden, Wilhelm Hendrik van (roepnaam: Willem; Amsterdam 13 juli 1883 – Laren NH 26 september 1978), schilder, ontwerper. Woonde en werkte in Amsterdam, Bussum, Steenwijk (1920-1921), Bussum, Gouda en Laren. Ontwierp de eerste modellen van ESKAF aardewerk. Later plateelschilder in Gouda, waar hij artistiek leider werd van De Distel en Goedewaagen. Vele van zijn ontwerpen vindt men in het Stadsmuseum Steenwijk. Ref.: NBK.
normaalschool (of: kweekschool): verouderde naam voor pedagogische academie voor het basisonderwijs (PABO). Sinds 1877 was er een Rijksnormaalschool in Steenwijk. De lessen werden gegeven in de Franse School aan de Oosterstraat, buiten de normale lesuren. Deze is in 1920 opgegaan in de Rijkskweekschool in Meppel. In Gelderingen (Steenwijkerwold) was sinds 1898 een normaalschool, verbonden aan De Voorzienigheid. Sinds 1904 was dit een kweekschool voor onderwijzeressen, de Sint Gerardus Majellaschool. In 1969 werd het een pedagogische academie, de enige rooms-katholieke in Noord-Nederland. In 1984 ging deze over naar de Katholieke PABO in Zwolle. Ref.: HM 1998 n4 p96-110; H.J. Oldenhof. Van Normaalschool Steenwijkerwold naar PABO Zwolle (1987); SW p33-35.
Norris, John (bijnaam: Black Jack; 1547 – 1597), Engels legerleider die van 1577-1584 in de Lage Landen ten strijde trok tegen de Spanjaarden. In 1581 kwam hij met een Hollands ontzettingsleger Johan van den Kornput in Steenwijk te hulp.
notarissen. Sinds 1811 fungeerden de volgende notarissen in Steenwijk en omgeving: A. van Baak, P.J. Bos, G.J. van Dalen, B.J.H.A. Eenhorst, H. Fabius, J.W. Fabius, P.J. Fabius, J.G.H. ter Horst, R.J.J. ter Horst, W. Huender, H. Kamp, B.G. ten Kate, P.H.P. van Marle, J.H.E. Meesters, H. Pot, M.G. van Stapele, J.H. Tuttel, L. Volkers, E. Vries en J. Zomer. Zie ook hoofdstuk 8.
NOVAC; zie: Ons Belang.
Nut; zie: Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.
Nuts Bad- en Zweminrichting; zie: zwembad.
nutsvoorzieningen; zie: buslijnen, elektriciteitsvoorziening, gasfabriek, spoorlijn, straatverlichting, tramlijn, waterleiding.
NWH; zie: buslijnen.
OAT’s; zie: kadastrale opneming.
Oeckelen, Petrus van (Breda 15 augustus 1792 – Haren 13 augustus 1878), orgelbouwer. Van hem en zijn nazaten bezit Steenwijk een groot orgel in de Grote Kerk (1859-1861) en het ingangsportaal en orgel van de Kleine Kerk (1880). Ref.: HM 2007 n3 p129-135; SO p24 en 28.
Oerthepad: fiets- en wandelpad door het zuidelijk deel van de woonwijk Nieuwe Gagels. Het is grotendeels een overblijfsel van de voormalige Oude Nieuwlandsdijk. De betekenis van het Steenwijkse ‘oerthe’ is dezelfde als die van het Nederlandse ‘woerthe’: ten opzichte van het water wat hoger gelegen land.
Oeverdijk: een ongeveer 4 km lange voormalige zomerdijk, op de rechteroever van de Steenwijker Aa, die tot aan de Wetering doorliep.
Oeverlaak: de grenssloot langs de rechteroever van de Steen­wijker Aa, later Steenwijkerdiep. Deze werd in de 17e eeuw genoemd als scheisloot van het Ruxveen.
Oevers: de voormalige oeverlanden van de Steenwijker Aa westzuidwestelijk van Steenwijk, geken­merkt door lichte opduikingen in het overi­gens vrij vlakke land. Het zijn de restanten van oude oeverwallen ter weerszijden van de vroegere Steenwijker Aa, die vooral zichtbaar zijn waar het land onbebouwd is. De naam komt voor in: Koematen en Oevers; zie daar.
Olde, Jan de (Vollenhove 22 april 1927 – Vollenhove 13 maart 2007) was sinds 1950 predikant van de Hervormde Gemeente te Twijzelerheide, sinds 1955 te Steenwijk, sinds 1966 te Rotterdam-Zuid en sinds 1980 te Vollenhove waar hij in 1989 vervroegd met emeritaat ging.
Olde Aa: voormalige loop van de Steenwijker Aa vanaf Steen­wijk in westzuidwestelijke richting tot Muggenbeet. De naam is gegeven ter onderscheiding van de hieraan evenwijdig lopende Nije Aa.
Olde Flodder: volksbenaming voor de Vloddervaart; zie daar.
Oldeholtpade: oud dorp in Weststellingwerf, genoemd in 1204 toen de Utrechtse bisschop Theodericus (Dirk) II van Are, met toestemming van de pastoor van Steenwijk, de bewoners van Holenpathe aan de Lienna een eigen kapel vergunde.
Oldemarkt (1): dorp 11 km westnoordwestelijk van Steenwijk, met ruim 2.500 inwoners. In 1489 werd hier vanuit Paasloo een kerk gesticht. Als agrarisch centrum en handelsplaats overvleugelde Oldemarkt het veel oudere Paasloo. Zie ook: Antiquum Forum en Boterberg. Ref.: K. Verbeek. Korte geschiedenis van Oldemarkt als handelsplaats (2007). (2): voormalige gemeente ontstaan uit het schoutambt Oldemarkt, Paasloo en IJsselham (1675-1811), in 1973 opgegaan in de gemeente IJsselham (gemeentehuis in Oldemarkt).
Oldemarktseweg: de weg van Tuk, over Thij, Steenwijkerwold en Paasloo, naar Oldemarkt. In 1847 werd deze zandweg voorzien van een macadamverharding.
Oldenhof, Herman Joseph (roepnaam: Harm; Zwolle 21 januari 1923), leraar, historicus. Was van 1953 tot 1984 leraar geschiedenis, later adjunct-directeur van de PABO in Steenwijkerwold. Bekleedde daarnaast verschillende functies in parochie en bisdom, was 40 jaar secretaris en tijdschriftredacteur van It Rooms Fryske Boun en 30 jaar voorzitter van de Friese Kerkhistorische Vereniging Folk en Tsjerke. Schreef vele artikelen over de Friese kerkgeschiedenis en het boek Van Normaalschool Steenwijkerwold naar PABO Zwolle (1987).
‘t Olde Veerhuys: nieuw bedachte naam voor het Veerhuis; zie daar.
Olde Veste (oude vesting): poëtische naam voor Steenwijk. De naam komt ook voor in V.V. d’Olde Veste ’54, de grootste voetbalvereniging van Steenwijkerland. Ref.: W. Aardema e.a. Loat ze niet skieten: vijftig jaar voetbalvereniging d’ Olde Veste ’54 (2004); SW p202-205.
Olde We(d)eme: vroegere veldnaam (1501) in de Oostwijk die heeft doen vermoeden dat daar ooit een pastorie en mogelijk zelfs een kerkje zou hebben gestaan.
Olde Wief: bijnaam van de Opregte Steenwijker Courant; zie daar.
Olphen, Albertus van (roepnaam: Bertus; Vinkega 22 juni 1916 – Steenwijk 26 januari 1952), politie-ambtenaar, verzetsstrijder. Werkte bij de politie, eerst in Den Haag, sinds 1942 te Steenwijk. Oprichter van de Verzetsgroep Steenwijk (1943) en leider van de plaatselijke KP (Knokploeg). Organiseerde acties voor onderduikers, werd gevangen genomen door de SD en ontsnapte uit kamp Erica bij Ommen. Werd na de oorlog hoofd van de Politieke Opsporingsdienst in Steenwijk. Ref.: SW p299.
Ommen, Hendrik Jan van (roepnaam: Jan; Oldebroek 2 oktober 1892 – Steenwijk 6 februari 1957), architect. Werkte vanaf 1910 als bouwkundig opzichter bij verschillende architectenbureaus en sinds 1921 enkele jaren bij de gemeente Steenwijk. Vestigde zich als zelfstandig architect en ontwierp vele vrijstaande woningen zoals die aan de Burg. Goeman Borgesiusstraat 16, J.H. Tromp Meestersstraat 12, Willem de Zwijgerstraat 22, 31 en 38, Meppelerweg 14-20 en Tukseweg 84. Begeleidde van 1950-1957 de restauratie van de Kleine Kerk. Ref.: SW p193.
omroep. De Omroep voor Zieken en Ouderen (OZO) is een sinds 1965 door vrijwilligers verzorgde radio-omroep, in 1980 overgegaan in Regionale Omroep voor Ouderen en Zieken (ROOZ) en voortgezet door Ozo Studio Steenwijk. Zie ook: Stichting Lokale Omroep Steenwijkerland.
onderaardse gangen: hardnekkige legende onder Steenwijkers, ingegeven door de intrigerende belegeringsgeschiedenis en gesterkt door mediaberichten na graafwerkzaamheden in de stad. In 1995-1996 verrichtte P. van Zanten onderzoek naar vermeende onderaardse gangen; onvermoede holten bleken tot heden steeds oude kelders of niet gedempte putten geweest te zijn.
Onderduikersweg: binnenweg langs de oostzijde van de Woldberg, genoemd naar de onderduikers die hier tijdens de Tweede Wereldoorlog een schuilplaats in de bossen vonden.
Onderland, Het: kadastrale aanduiding (1832) van landen ten noordoosten van Tuk.
onderwijs. Steenwijk en Steenwijkerwold kennen een lange en bijzondere onderwijsgeschiedenis. Voor gedetailleerde informatie hierover wordt verwezen naar de verschillende scholen en dorpen en naar de daarbij vermelde literatuur.
Van 1295-1580 had Steenwijk een kapittelschool voor de opleiding van geestelijken, later ook voor andere jongens van welgestelde ouders uit de stad en verre omgeving. Na de hervorming kwam er in 1592 een stadsschool, geleid en beheerd door de magistraat (stadsbestuur). Wegens de ernstig vervallen toestand werd deze in 1627 vervangen door een nieuw gebouw, de Latijnse School aan de tegenwoordige Scholestraat. Na de dood van de rector in 1748, vervielen de lessen in Latijn en werd de school weer gewoon stadsschool. Voor voortgezet onderwijs moest men sindsdien naar Franeker, Groningen of Harderwijk. In de 18e eeuw werd aan de stadsschool ook les in Frans gegeven, vanwaar de naam Franse School.
Vooral na invoering van de nationale schoolwet van 1806 werd zeer veel verbeterd aan de organisatie, opleiding en huisvesting van het onderwijs. Sinds 1808 telde de stad drie lagere scholen, aangeduid als 1e, 2e en 3e School, in 1832 geleid door resp. Johan Laurens de Leeuw, Arp Dekker en Machiel Spanjaard. In het midden van de 19e eeuw had Steenwijk twee Franse Scholen, één voor jongens en één voor meisjes, twee stadsburgerscholen, een armenschool en twee bewaarscholen. Buiten de stad waren er sinds de 17e eeuw al scholen in Eesveen, Kallenkote, Kerkbuurt, Muggenbeet en Zuidveen; in de 18e eeuw kregen ook Nederland en Wetering en in de 19e eeuw Baars, Basse en Onna een eigen school. In Willemsoord stichtte de Maatschappij van Weldadigheid in 1820 een drieklassige school, waar ook kwekelingen werden opgeleid. Van 1838-1888 was er een joodse school op De Pol en in 1846 kwam er een joodse school annex christelijke school in de Gasthuisstraat. In 1857 werd de voormalige Franse School in de Oosterstraat omgedoopt tot School A. Deze school, met ULO-opleiding, verhuisde in 1909 naar een nieuw gebouw in de Stationsstraat.
In 1875 verrees, aan de Kornputsingel, de stadsburgerschool School B, ook Walschool geheten. Deze verhuisde in 1921 naar een nieuw onderkomen aan de Paardenmarkt. In 1881 kwam er een nieuwe ‘armenschool’ aan de Onnastraat: School C. In 1875 kwam er een Rooms Katholieke school in Gelderingen. Van 1877-1920 kende Steenwijk een Rijks Normaalschool. Deze diende voor de opleiding tot onderwijzer en was ondergebracht in de Franse School in de Oosterstraat.
In de 20e eeuw vonden zeer vele veranderingen in het onderwijs plaats. Zo kwamen tot stand: in 1903 de Ambachtsschool aan de Stationsstraat, in 1909 de Rijks HBS aan de Noordwal, in 1922 de School met den Bijbel in Kerkbuurt en de Rooms Katholieke school in de Molenstraat, in 1923 de Landbouwhuishoudschool, in 1929 de Lagere Landbouwschool en op 1 maart 1960 de Burgemeester Voetelinkschool, een speciale school voor basisonderwijs. Voor een gedetailleerde beschrijving van het onderwijs en de scholen in de vorige eeuw wordt verwezen naar: G.M. Laar. Wie is er niet op school geweest? (in: SW p13-55). Zie ook: VUSO.
Onna: buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, ongeveer 2.5 km ten zuidoosten van Steenwijk, met ruim 300 inwoners. In 1832 was Onna de kadastrale aanduiding van sectie H van de voormalige gemeente Steenwijkerwold. Werd al in 1313 genoemd naar aanleiding van de strijd tussen de bisschop en de Stellingwervers. De bisschop eiste toen teruggave van alle leen- of tafelgoederen in 'Stenwic' en 'Unne'. De naamsverkla­ring staat niet met zekerheid vast; 'Onna' kan betekenen 'geen of slecht water', ‘Unne’ kan duiden op ‘vergunning’ (voor ontginning). Ref.: HM 2005 n4 p119-122.
Onna had sinds 1816 een eigen school; deze werd in 1870 vernieuwd en in 1985 opgeheven. Het laatste café van Onna (Van Rosmalen) werd in 1954 gesloten, daarvoor in de plaats kwam in 1955 Ons Dorpshuis dat in 1967 geheel vernieuwd werd. Ref.: HM 1985 n4 p108-112.
Onnapoort: de zuidelijke en meest kwetsbare van de vier stadspoorten die Steenwijk gekend heeft. Tijdens de Spaanse bezetting (1582-1592) verdween deze poort, om in 1594 weer te worden opgebouwd. In 1621 werd deze toegang naar de stad tijdelijk opgeheven. In 1848 werd de poort afgebroken en in 1855 kwam hier een dam met duiker in de gracht.
Onnase Doodweg: een van oorsprong middeleeuwse doodweg waarover de doden uit Onna naar de Grote Kerk in Steenwijk werden gedragen. De weg liep niet in een rechte lijn naar de kerk, maar boog halverwege af in de richting van de oude Aa-brug in de Westwijk. Ref.: SO p57.
Onnastraat: straat, voor het eerst genoemd in 1430, die deel uitmaakt van de oorspronkelijk middeleeuwse kerkweg van Onna naar de Grote Kerk in Steenwijk.
Onnaveld (ook: Onnasche Veld, Onnigerveld, Onnasche Heideveld of Heideveld): oorspronkelijk een heideveld dat in 1800-1830 verdeeld werd onder boeren met een gemengd bedrijf. Het groeide uit tot een buurtschap met een dépendance van de Hervormde Gemeente Steenwijk, Ebenhaëzer geheten. Het ligt ongeveer 4 km oostzuidoostelijk van Steenwijk, bij de Drentse grens.
Onnawal: gedeelte van de stadswal gelegen tussen het Eekeringe- en Zuiderbolwerk.
Onnaweg: weg in het verlengde van de Kampstraat, over de Steenwijker Kamp, aangelegd na de verkaveling in het midden van de vorige eeuw, ter vervanging van het Gelderse Pad.
Onnes (van Nijenrode), Michiel (Groningen 12 mei 1878 – Zutphen 20 mei 1972, begr. Brummen), koffiemagnaat, kunstverzamelaar. Was van 1907-1930 eigenaar van kasteel Nijenrode in Breukelen. Daarnaast was hij van 1917-1923 eigenaar van landgoed de Eese, waar hij de aanzet gaf tot de exploitatie van een landbouwbedrijf en de bouw van het Grote Huis en de rentmeesterswoning. In 1918 financierde hij het archeologisch onderzoek door A.E. van Giffen van het grote hunebed in Havelte en van het verdwenen hunebed en enkele grafheuvels op de Eese. Ref.: E.B.J. Postma. Kasteel Nijenrode (1984).  
Onniger: betrekking hebbende op Onna; bewoner van Onna.
Onnigermeer: voormalig hoogveenmoeras of meer ten zuiden van Onna. De afwatering ervan vond plaats door de Landryte. Door de vervening in de 17e eeuw, verdween het meer en verlandde de Landryte.
Onnigerstouwe: andere benaming voor de Stouwe; zie daar.
Onnigerveld; zie: Onnaveld.
Ons Belang: voormalige coöperative stoomzuivelfabriek in Tuk, in 1911 op initiatief van burgemeester G.W. Stroink gebouwd ter vervanging van de fabrieken in Eesveen, Gelderingen, Thij, Wetering, Willemsoord en Zuidveen. In 1962 vond een fusie plaats met de zuivelfabrieken van Giethoorn en Oldemarkt. Sinds een volgende fusie in 1965 werd het bedrijf onder de naam NOVAC in 1970 uitgebouwd tot een grote kaasfabriek. In 1983 bedroeg de dagproductie aan Goudse kaas 52.000 kg. Als gevolg van verdere fusies vond in 1993 bedrijfssluiting plaats. Ref.: SW p120-122; H. Bruinenberg. Vijftig jaar Ons Belang (1961).
Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove, N.V.: organisatie die van 1928-1968 een groot deel van Noordwest-Overijssel heeft ingepolderd en ontgonnen tot landbouwgrond. Directeur was A.F. Stroink. Als ringvaart voor de waterhuishouding en als scheepvaartweg werden twee kanalen gegraven: Kanaal Beukers-Steenwijk en Kanaal Steenwijk-Ossenzijl. Voor de huisvesting van de arbeiders waren zes rijkswerkkampen gebouwd. Na een landelijk ontginningsverbod in 1961 werden de werkzaamheden afgerond. Van de geplande ontginning van 6.700 ha werd 4.000 ha uitgevoerd, verdeeld over vijf polders (afdelingen I-V): Giethoorn (I), Gelderingen (II), Halfweg (III), Wetering-Oost (IV) en Wetering-West (V). Ref.: P.J. Meulenberg. Boerderijen in het Land van Vollenhove (1985).
Ontmoeting, De: Hervormde Gemeente in Eesveen, in 1983 ontstaan uit Het Lokaal.
ontzetpenning: uitgegeven in 1981 ter gelegenheid van het ontzet van Steenwijk in 1581 door Johan van den Kornput. Ref.: HM 1988 n4 p115-124. Zie ook: beleg van Steenwijk.
Onze Lieve Vrouwekerk; zie: Kleine Kerk.
ooievaars: van oudsher zeer talrijk in Steenwijk; zie ook: stadsooievaar.
oorlogsgraven: op de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg te Steenwijk (8), idem aan de Oldemarktseweg te Steenwijkerwold (2), op de R.K. Begraafplaats aan de Meppelerweg te Steenwijk (2), idem aan Gelderingen te Steenwijkerwold (1), op Vrede Hof te Willemsoord (8) en op de Algemene Begraafplaats Kallenkote-Oud (11 geällieerden).
Oost; zie: de Graaf.
Oost, Jacobus (roepnaam: Kobus; Steenwijk 3 oktober 1927 – Meppel 28 juli 2002), horeca-ondernemer. Begon in 1954 een ijssalon aan de Oosterstraat, in 1966 aan de overkant een café-dancing La Barca en De Drie Fusten, uitgebreid met de Oosterzalen en kegelbanen. In 1992 werd een nieuwe locatie gekozen aan de Woldmeentherand: motel met restaurant en zalencentrum Hiddingerberg.
Oosterberg: oude benaming voor de Havelterberg (ten oosten van de Bisschopsberg).
Oosterbolwerk: in 1627 aangelegd bolwerk, in 1921 afgegraven voor de bouw van een nieuw postkantoor. Werd ook wel De Horst genoemd.
Oosterbroeck, Wybrant Harmsz (Steenwijk ca. 1584 – Steenwijk na 1641), burgemeester. Was eigenaar van veenlanden in Scherwolde en Zuidveen, vervener en koopman in turf, zijlmeester in Blokzijl, weesmeester te Steenwijk en van 1621 tot na 1641 burgemeester van Steenwijk. Ref.: HM 1989 n4 p110-115.
Oosterbrug; zie: Wipbrug.
Oosterhiddinge: boerderij op de zuidflank van de Woldberg, nog bekend als de boerderij van Velner, één km ten noorden van Tuk.
Oosterhoek: kadastrale aanduiding (1832) van sectie E van de voormalige gemeente Steenwijkerwold; voormalige buurtschap aan de noordkant van Tuk, sinds 1959 aangeduid als Bergweg.
Oosterhof, Frederik (roepnaam: Freekie; Steenwijk 6 april 1952 – Steenwijk 22 augustus 2002), straatfiguur die, ondanks zijn niet-alledaags gedrag, grote bekendheid genoot onder de Steenwijker bevolking. Een goedaardig man, prominent aanwezig bij vrijwel elk plaatselijk evenement.
Oosterkluft: de oostelijke helft van de stad; kiesdistrict dat vanaf het midden van de 16e eeuw tot 1795 gehanteerd werd bij verkiezingen van de magistraat. Zie ook: boongrippinge, kluft.
Ooster Lage Egge: voormalige buurtschap, thans veldnaam, 0.6 km ten zuidwesten van Tuk.
Oosterlo, Pieter (Noordwolde 1760 – Steenwijk 15 mei 1827), aannemer-timmerman, bestuurder. Was van 1811-1813 adjunct-maire van Steenwijk en commandant van de wacht. Bouwde in 1818 de eerste kolonistenwoningen in Frederiksoord.
Oostermeenthe: het oostelijke deel van de Steenwijker Meenthe (zie daar); kadastrale aanduiding (1832) van landen, ruim 1 km ten noordoosten van de stad. Van 1889-1906 werd het gehele gebied van 88 ha verveend. In 1907 werd besloten tot inpoldering, in 1912 was dit uitgevoerd. Aanvankelijk bestemd en gebruikt als tuinbouwgebied, kreeg de Oostermeenthe in 1968 een woonbestemming. Ref.: HM 1992 n2 p52-56.
Oostermeentherand: een in het begin van deze eeuw ontwikkeld bedrijvenpark tussen rijksweg A32 en de woonwijk Oostermeenthe, ten noorden van de stad.
Oosterpoort: de oostelijke van de vier stadspoorten die Steenwijk gekend heeft. Deze gaf oorspronkelijk aansluiting op de weg naar Havelte, Ruinen, Coevorden en Duitsland, de oude heirweg. De Oosterpoort werd in 1448 voor het eerst vermeld en werd in 1627, wegens bouwvalligheid, herbouwd. Deze werd, evenals de Woldpoort, in 1829 afgebroken om ruimte te maken voor de toen in aanleg zijnde doorgaande weg van Leeuwarden naar Meppel. In 1950 en 2002 werd de verkeerssituatie ter plaatse ingrijpend veranderd.
Oosterschans: voormalige veldschans (1581) aan de landzijde van het Oosterbolwerk.
Oosterstraat: de belangrijkste, maar niet de oudste straat van Steenwijk. Het is de in 1468 genoemde “Nye Oesterstraat” die, na de bouw van de Oosterpoort, de oude weg naar het oosten verving. Tot 1931 passeerde hier alle wegverkeer tussen Zwolle en Leeuwarden. De Oosterstraat is vanouds de drukste winkelstraat van Steenwijk. Ref.: HM 2002 n2 p53-60 en n3 p 62-69. Zie ook: Scholestraat.
Oostervaart: oude benaming van de Eesveense Wetering; zie daar.
Oosterveen; zie: Gasthuisveen.
Oosterverlaat: het meest stroomopwaartse van de drie verlaten die in het begin van de 17e eeuw in de bovenloop van de Steen­wijker Aa gebouwd zijn. Het Oosterverlaat behoorde aan de bewoners van Wapserveen en diende om meer vaardiepte te bewerkstelligen op de Wapser­veense Aa. Het Oosterverlaat bevond zich ongeveer 0.7 km stroomopwaarts van de tegenwoordige brug over de Aa in de Helomaweg.
Ooster Weedijk: voormalige dijk langs de oostzijde van de Wee, tussen de Hooidijk en het Steenwijkerdiep, ongeveer 4 km westelijk van Steenwijk.
Oostwijk: het sinds de vroegste omwalling (13e eeuw) aan de oostzijde buitengesloten gedeelte van Steenwijk. Daar bevonden zich de hoeven Preistinge of Coninge, Bentinge en Balters. In 1832 was Oostwijk de kadastrale aanduiding van sectie B van de gemeente Steenwijk, landen aan de oostzijde van de stad: De Oostwijken, De Gagels en De Nieuwe Landen. Zie ook: legende.
Oostwijken: woonwijk in Steenwijk, omstreeks 1965 gebouwd aan de noordoostzijde van de stad.
Oostwold: villa uit 1873 aan de Tukseweg 158 in Tuk, ontworpen door T.F. Hulstijn. De eerste bewoner was Willem Titus ten Berge. De villa deed van 1890-1973 dienst als gemeentehuis van Steenwijkerwold, aanvankelijk ook als ambtswoning van de burgemeester.
Opdam, Frans (Steenwijk 9 november 1921 – Steenwijk 16 juni 1988), verdienstelijk schilder van landschappen en interieurs. Ref.: OSC 16 juli 1982.
openbaar vervoer; zie: buslijnen, spoorlijn, tramlijn.
Openbare Bibliotheek Steenwijk: opgericht op 27 september 1920 als Openbare Leeszaal en Bibliotheek, destijds ondergebracht in twee bovenlokalen van het oude stadhuis aan de Markt. Op 23 november 1966 werd de nieuwe bibliotheek aan de Nicolaas ter Maethstraat in gebruik genomen. In 1977 en 1991 werd deze uitgebreid. Voor de plaatselijke geschiedenis is er een Steenwijk-hoek. In 1963 kwam er een filiaal in Kerkbuurt (Steenwijkerwold), later ook in Blokzijl, Giethoorn, Kuinre, Oldemarkt en Sint Jansklooster. Zie verder: J.H. de Vries, J.F.B. van der Scheer en H. Klasens.  Ref.: HM 1995 n3.
Open Monumentendag; zie: Kopje Cultuur.
Opregte Steenwijker Courant (bijnaam: ‘t Olde Wief): verscheen voor ’t eerst op 5 juli 1869, gedrukt door de boekhandelaar Gerard Hovens Gréve in de Oosterstraat te Steenwijk. De drukkerij verhuisde in 1894 naar de Onnastraat, waar de Opregte tot 1957 werd gedrukt en uitgegeven, daarna werd deze overgenomen door Boom Pers in Meppel. Er is een microfiche-archief van alle edities sinds 1869. Het kantoor van de Redactie Steenwijk is gevestigd aan de Scholestraat 42 te Steenwijk. Ref.: SW p455-456. Zie verder hoofdstuk 17.
organisten van zekere bekendheid in Steenwijk en omgeving: M.E. Bastiaans, Th. Boetze, C.J. Delbrugge, S.K. van Dokkum, J. Godefroij, E. Hidding, G.T. Kalsbeek, J. Matheijsz, B. Posthuma, P. Ruiter, M. Spanjaard en S. Wijbrandi. Ref.:  J. ter Steege. Zij hielden de lofzang gaande; over de orgels, organisten en orgeltrappers van de Hervormde Gemeente in Steenwijk (1992).
orgels; zie: ASTA-orgel, kerkorgels.
Osse, Timotheus Hendrikus (roepnaam: Timo of Tim; Steenwijk 19 december 1917 – Steenwijk 12 november 1987), hotelier. Exploiteerde het bekende familiebedrijf hotel-restaurant De Gouden Engel en liet dit in 1954 verbouwen. Was van 1972-1984 voorzitter van Horeca Nederland en werd in 1982, tijdens het internationale horecacongres in Parijs, benoemd tot ereburger van die stad. Ref.: SW p457.
Ottekemeer: voormalig meertje op de Woldmeenthe, aan de zuidoostflank van de Woldberg. Mogelijk een pingoruïne die in de eerste helft van de 19e eeuw geëgaliseerd werd.
Oud-archief der stad Steenwijk: belangrijke bron voor de bestudering van de geschiedenis van Steenwijk en omstreken. Het is onderdeel van het Gemeentearchief Steenwijkerland en omvat 1128 archiefstukken, in 1917 geïnventariseerd door P. Berends. Zie ook: stadssecretaris.
Oude Begraafplaats; zie: Algemene Begraafplaats (1).
oude maten; zie: Steenwijker Maat.
Oude Nieuwlandsdijk (ook: Hollandschedijk): voormalig dijkweggetje in De Nieuwe Landen (1), ten oosten van de stad. Het is grotendeels onder de naam Oerthepad bewaard gebleven.
ouderenzorg: vroeger sterk geassocieerd met de armenzorg doordat ouderen, evenals zieken, geen inkomsten hadden. Zie verder: Nijenstede, Rusthuis, Voorzienigheid, Zonnekamp.
Oude Verlaat (1): naam van een pittoresk pleintje in Blokzijl waar zich tot het begin van de 19de eeuw een schutsluis be­vond, de Steenwijkerzijl; zie daar. (2): plaatselijke bena­ming voor de buurtschap Verlaat ten noorden van het Steen­wij­kerdiep, ter onder­scheid van Nieuwe Verlaat dat aan de zuidzijde ervan ligt. Zie ook: Verlaat.
Oudeweg: vroegere benaming voor de Baarsweg.
Oudewegssloot: oude benaming voor de Kalenbergergracht; zie daar.
Oudheidkamer; zie: Stadsmuseum Steenwijk.
Oud Stadsveld; zie: Stads Heideveld.
Ouwehand, Gebroeders: beurtvaart- en wegtransportbedrijf, in 1923 opgericht door de uit Katwijk afkomstige gebroeders Cornelis (1894-1979), Klaas (1900-1961) en Leendert (1902-1979) Ouwehand. Van 1927-1972 werd een beurtvaartdienst onderhouden tussen Steenwijk en Rotterdam met de motorschepen Nijverheid I en II. Daarnaast werd van 1936-1983 met vrachtauto’s gereden. Ref.: HM 2010 n3 p92-107.
Ouwehand, Klaas (Steenwijk 17 november 1945 – Steenwijk 5 september 2012), leraar. Was onderwijzer in Steenwijk en jarenlang in het beroepsonderwijs in Amsterdam. Studeerde Nederlands aan de VU en slaagde in 1982 op Joseph Marien Man, over de Middelnederlandse literatuur over Jozef als man van Maria. Werkte daarna tot 2005 als leraar Nederlands op een MEAO-school in Haarlem.
Overdinkel: plaats onder Losser, in Twente, waar zich in de periode 1890-1915 vele armlastigen uit Noordwest-Overijssel en Stellingwerf vestigden om in de textielindustrie een beter bestaan te vinden. Ref.: J.M.S. Küpers-Oude Kempers. Overdinkel dankt zijn ontstaan aan de komst van de Friezen (2002). Zie ook: B. Roberink.
Overegge: landen aan de overkant van de Steenwijker Aa, ten opzichte van de Lage Egge. Ook straatnaam in Zuidveen van de in 1949 gedempte Zuidveense Aa.
Overijssel: Nederlands derdegrootste provincie, waartoe ook de gemeente Steenwijkerland behoort. De hoofdstad Zwolle is zetel van het provinciaal bestuur. Uit sociaal-geografisch oogpunt is deze provincie allerminst een eenheid; dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de provincies Drenthe en Friesland. Gelegen in het uiterste noordwesten van de provincie, heeft Steenwijk, waar het gaat om het geologisch, archeologisch, taalkundig en kerkelijk verleden, veel meer gemeen met de provincie Drenthe waarmee het tot in de 13e eeuw één geheel vormde. Na de ‘hoofdsteden’ Deventer, Zwolle en Kampen, deelde Steenwijk lange tijd met Oldenzaal en Hasselt een ondergeschikte rol in de gewestelijke besluitvorming. Zie ook de hoofdstukken 1 t/m 5.
Oversticht: voormalig gebied dat de tegenwoordige provincies Overijssel, Drenthe en een deel van Groningen (de Stad en het Goorecht) omvatte en waarover in de periode 1010-1528 de bisschop van Utrecht het hoogste gezag uitoefende als deel van het bisdom Utrecht.
overstroming: het onvoorzien onder water lopen van het land als gevolg van buitengewoon hoog water op zee of op een rivier, of (mede) als gevolg van dijkdoorbraak. De laatste overstromingen die ook de omgeving van Steenwijk troffen, vonden plaats in 1775, 1776, 1825 en 1916. Deze werden veroorzaakt door stormvloeden op de voormalige Zuiderzee. Hoge waterstanden in het stroomgebied van de Steenwijker Aa kwamen vroeger vaker voor dan thans doordat de afwatering pas sinds 1920 sterk verbeterd werd. Ref.: HM 1997 n2 p51-56.
Oyedsgrope: een oude waternaam genoemd in 1313 in een gebied van “Oyedsgrope tot Hes­clersdijc in de parochiën Stenwic en Yselhamme”. Hesclersdijc was waar­­schijnlijk de Hesselingendijk. Voor Oyedsgrope valt te denken aan de Kalenbergergracht, waarbij Oyedsgrope, al of niet met een verschrijving, hetzelfde is als Oudewegssloot. Ref.: WN p58.
ozendrop: onbebouwde smalle strook grond naast of tussen huizen, waarop sinds de middeleeuwen het regenwater werd opgevangen. In een aantal Steenwijker straten bestaan ze nog, hoewel het regenwater in dakgoten wordt opgevangen. Ref.: SO p18.
OZO; zie: omroep.
Paardenmarkt: gebied aan de noordwestzijde van de stad, ontstaan in 1865 toen de stadswal ter plaatse werd afgegraven, de stadsgracht daar werd gedempt en een nieuwe schutsluis in de Aa gebouwd werd. Sindsdien werd daar enkele malen per jaar een paardenmarkt en kermis gehouden. Na het gereedkomen van het Dolderkanaal in 1930, werd de Aa hier in 1932 gedempt, inclusief de sluis en werd de Woldbrug afgebroken. In 2008 werd de verkeerssituatie bij de Paardenmarkt ingrijpend veranderd, waarbij de oude schutkolk van de Paardenmarktsluis als historisch element in het project werd meegenomen. Zie ook: markten.
Paardenstallen: zeer bezienswaardig rijksmonument aan de Kalverstraat 11 (doorlopend naar de Gasthuisstraat 28), in 1904-1905 gebouwd als stalhouderij met paardenstallen voor tuigpaarden en bergplaats voor rijtuigen. Het complex werd in opdracht van L. Spijkervet, in een mengvorm van art nouveau en neorenaissance, ontworpen en gebouwd door het Steenwijker bedrijf H. Aberson en Zoon. Ref.: SO p71.
Paardenwater (ook: Paardensloot): voormalige, ongeveer 0.3 km lange verbindings­sloot tussen de Steenwijker Aa en het Steenwijkerdiep, onge­veer 1 km ten westen van de stad. Tot de 20e eeuw was dit een grens­sloot tussen de Kleine Meenthe en de Schurfkampen, tegenwoor­dig tussen respectievelijk het Park Rams Woerthe en de riool­waterzuiveringsin­stal­latie. Zie ook: Scherewegje.
Paardenwaterbrug; zie: Meestersbrug.
Paardenweide: gedeelte van de Schurfkampen ten zuiden van de voormalige Steenwijker Aa, tegenwoordig het terrein van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Paasloo (1): oud dorpje in de gemeente Steenwijkerland, 7.5 km westnoordwestelijk van Steenwijk, met ruim 400 inwoners. In 1336 werd hier vanuit Steenwijk een kerk gesticht. De naam duidt op een bosgebied met open plekken (in dit geval weiden). Ten oosten ligt een bosgebied van 28 ha rondom de kunstbunker, en fraaie houtwalcomplexen die in eigendom en beheer zijn van Staatsbosbeheer. (2): voormalig schoutambt dat in 1675, met IJsselham, bij Oldemarkt gevoegd werd. (3): de voormalige 17e eeuwse havezate Huis Paasloo, ooit ook ’t Spieker geheten, lag 2 km westzuidwestelijk van de kerk, aan de Paasloër Allee.
Paasloo-Kerkbuurt: groot ruilverkavelingsproject van 3.876 ha dat in 1983 gereed kwam. Een klein gedeelte (20 ha) met bijzondere landschapselementen (houtwallen) is sindsdien in beheer bij Staatsbosbeheer.
Paasloo-Pantheon; zie: Kunstbunker.
Paaslooregel: uit 1820 daterende verbindingsweg tussen Paasloo en de kolonie Willemsoord; voormalige buurtschap gevormd door de rij koloniehuisjes aldaar.
Paasweide: voormalig weidegebied grenzend aan de westelijke stadsgracht, sinds 1898 het zuidoostelijke deel van het Park Rams Woerthe. Het was een speciaal daartoe aangewezen weiland waar vroeger op 2e paasdag, na kerktijd, met eieren gespeeld werd, zowel door kinderen als volwassenen. Na 1898 werd hiervoor een ander gebied aangewezen, vijf minuten lopen ten zuidoosten ervan, bij het tegenwoordige gemeentehuis van Steenwijkerland. Het traditionele spel met de eieren hield stand tot in de jaren dertig van de vorige eeuw.
PABO (Pedagogische Academie voor het BasisOnderwijs); zie: normaalschool.
Paddepoel: voormalige drinkpoel voor het vee, tussen het einde van de Kallenkoterallee en de Dennenallee. Sinds 1996 de hiernaar genoemde woonwijk, 2.5 km ten oosten van Steenwijk.
padvinderij; zie: scouting.
Paludanus; zie: Berent ten Broecke.
Panthaleon baron van Eck, François Marinus van (aangesproken als: Van Eck; Groningen 4 januari 1908 – Den Haag 11 januari 1993), burgemeester. Was van 1939-1962 burgemeester van Steenwijkerwold, in 1942 tevens tijdelijk burgemeester van Steenwijk en van 1962-1973 van de gemeente Noordoostpolder. Was vele jaren voorzitter van de Vereniging Het Heideveld en de Onderlinge Steenwijkerwold. Ref. HM 1990 n2.
Papensteeg; zie: Heerenstraat.
parkeerruimte. Vanaf 1970 kent Steenwijk een parkeerbeleid gebaseerd op onderzoek naar het winkelgebeuren en de verkeerscirculatie in en om de stad. Sinds 1975 wordt gebruik gemaakt van parkeerautomaten. In het Stadsplan 2000 is gekozen voor een autoluwe binnenstad met slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen. Onder het woon- en winkelcomplex Prinsen Hoven is sinds 1988 een parkeergarage en langs de omtrek van de binnenstad bevindt zich een aantal parkeerterreinen.
Park Rams Woerthe (volksnaam: De Tuun; sinds 1917 ook: Stadspark): villapark van ruim 8 ha aan de westzijde van de stad. Het werd in opdracht van J.H. Tromp Meesters in 1899 aangelegd op de voormalige Kleine Meenthe en Paasweide, naar ontwerp van H. Copijn, in Engelse landschapsstijl. Gedeelten van de Steenwijker Aa werden in de vijverpartijen opgenomen. Voor de lokale scheepvaart werd het Paardenwater verruimd en werd een nieuwe verbinding gegraven tussen het Steenwijkerdiep en de Aa, de Turfhaven. In het park bevinden zich twee ijskelders. In 1917 werd het park gekocht door de gemeente Steenwijk en opengesteld voor het publiek. In 1974 kreeg het een grote opknapbeurt en in 2002 werd het gerenoveerd en voorzien van een nieuwe thee- en muziekkoepel. Park Rams Woerthe is een rijksmonument. Ref.: HM 1998 n1 p11-20; HM 1999 n1 p8-20. Zie ook hoofdstuk 16.
parochie; zie: kerspel.
Parson, Petro (Amsterdam 11 maart 1803 – Steenwijk 13 maart 1878), predikant. Studeerde letteren in Amsterdam en theologie in Utrecht. Was van 1829-1831 hervormd predikant in Kuinre, daarna tot 1875 te Steenwijk. Schreef in 1847 en 1849 een bundel kinderversjes, in 1852 een liederenbundel en verder tal van gedichten- en verhalenbundels. Ref.: HM 1995 n2 p40-43.
Pasman, Dirk Hendrik (tweede zoon van Mannes Pasman; Steenwijk 17 juni 1888 – Katwijk 24 augustus 1973), industrieel. Mededirecteur van het door zijn vader opgerichte bedrijf, waarvan sinds 1932 het hoofdkantoor in Den Haag gevestigd was. Vestigde in 1927 in het voormalige gebouw van de ESKAF een margarinefabriek onder de naam Depa, welke in 1930 afbrandde. Ref.: SW p250.
Pasman, Hendrik (oudste zoon van Mannes Pasman; Ambt Vollenhove 10 mei 1878 – Steenwijk 30 juli 1930), slager. Had sinds 1929 een slagerij in de Oosterstraat 25, was sinds 1915 lid van de gemeenteraad en van 1923 tot zijn dood wethouder van Steenwijk. Ref.: SW p251.
Pasman, Jan Hendrik Willem (jongste zoon van Mannes Pasman; Steenwijk 7 oktober 1895 – Wassenaar 15 juni 1980), industrieel. Was op velerlei gebied actief in de paardensport, onder meer als landelijk voorzitter van de Hippische Sportbond. Zijn vermogen ging naar de Jan Hendrik Willem Pasman Stichting met het lenigen van geestelijke en lichamelijke nood als doelstelling. In 1985 werd de J.H.W. Pasman-manege in Tuk tot stand gebracht. Ref.: SW p251.
Pasman, Mannes (Raalte 25 januari 1853 – Steenwijk 6 augustus 1923), grondlegger van Pasman’s Exportslachterijen en Fabrieken. Begon in 1878 een slagerij en in 1916, met zijn drie zoons, een exportslachterij aan de Eesveenseweg. Deze ontwikkelde zich tot Steenwijks grootste werkgever met 300 medewerkers en een productiecapaciteit van duizend varkens per dag. In 1938 werd het bedrijf overgenomen door Lever Brothers & Unilever N.V. te Rotterdam en werden de fabrieken in Steenwijk gesloten. Ref.: SW p250-251.
pedagogische academie; zie: normaalschool.
Pelkwijk, Johannes ter (roepnaam: Jan; Heino 26 augustus 1769 – Zwolle 18 november 1838), jurist. Schreef, naast enkele schoolboeken, het voor Noordwest-Overijssel belangrijke werk: Beschrijving van Overijssels watersnood in Februarij 1825 (1826; herdruk 2002). Ref.: NBW2.
penningen; zie: munten.
Peperstraat: oude naam (ca. 1685) van de Kalverstraat in Steenwijk. Het woord ‘peper’ heeft hier betrekking op ‘mattenbies’ en suggereert dat hier ooit aan mattenvlechterij werd gedaan. Ref.: HM 1996 n1 p10-14.
Peppellaan: tot 1933 de oude naam van de Gagelsweg.
Pereboom, Frederik (roepnaam: Freek; Urk 5 augustus 1942 – Kampen 1 september 1999), regionaal historicus. Was, na zijn vooropleiding aan drie blindeninstituten en een studie sociologie aan de UvA, sinds 1978 werkzaam bij de Stichting IJsselacademie te Kampen. Adviseerde bij de oprichting (1984) van de HVS. Postuum verscheen van hem: De vruchten van de wijngaard (2000), deels autobiografisch.
pest: epidemische besmettelijke ziekte waaraan in de jaren 1567-1568 in Steenwijk 700 burgers stierven.
petgat; zie: trekgat.
Piest, Jan (Onna 25 juli 1921 – Wolvega 7 september 2002), bestuurder. Had een boerenbedrijf in Onna en zette zich daarnaast intensief in voor de plaatselijke gemeenschap. Was medeoprichter en van 1958-1995 voorzitter van Muziekvereniging T.O.P. Onna. Was vele jaren gemeenteraadslid en van 1970-1978 wethouder voor de PvdA. Tijdens de gemeentelijke herindeling in 1973 was hij loco-burgemeester. Ref.: OSC 15 september 1995.
Pikbroek: naam van een voormalig rijkswerkkamp (zie daar) aan het Steenwijkerdiep. In de zomer van 1951 vonden 35 alleenstaande Ambonezen hier een tijdelijk onderkomen. Met het kamp Lakeweg is het later opgegaan in het vakantiecentrum De Twin. De naam duidt op een met biezen begroeid drassig gebied.
pingoruïne: een vrijwel rond meertje, vaak omgeven door een ringwal, waarvan er verscheidene voorkomen op het Drents Plateau en waarschijnlijk ook een aantal ten noorden van Steenwijk. Tijdens de koudste fase van de laatste ijstijd, ongeveer 25.000 jaar geleden, vormden zich ijslenzen in de bodem die de bovengrond wegpersten waardoor dergelijke meertjes zijn ontstaan.
Pit, Delius (De Bult 25 september 1913 – Eesveen 9 februari 1992), paragnost, schilder. Veelzijdig markant inwoner van Steenwijk, werkzaam geweest als smid, politieman, boer, paragnost, dichter, toneelschrijver en schilder van portretten en natuur. Ref.: OSC 28 juni 1991, SW p453.
Pit, Jan (Steenwijkerwold 7 februari 1941 – Ermelo 19 april 2008), zendeling, schrijver. Was vanaf 1966 als zendeling werkzaam in Laos en van 1975-1984 in Zuid Afrika als christelijk schrijver en spreker voor de Stichting Open Doors.
Pit, Roelof (Steenwijk 5 april 1913 – Meppel 7 november 2005), onderwijzer. Was onderwijzer en schoolhoofd in Onnen, na de 2e WO te Amersfoort. Was een gedreven voorstander van het Steenwijker dialect en schreef: Een alledegse dag uut mien jeugd  en artikelen in de OSC. Ref.: HM 1992 n1 p3-7.
Planting, Hendrik Jacobus Marinus (Den Haag 2 juni 1936), beeldend kunstenaar, grafisch en ruimtelijk vormgever. Woonde en werkte van 1980-1988 in Willemsoord. Ontwerper en maker van de in Steenwijk bewonderde en bekritiseerde Vier Jaargetijden; zie daar. Ref.: BN; SW p147.
Plat, Petrus Johannes (roepnaam: Pé; Thij 15 februari 1900 – Thij 24 juli 1964), timmerman, volksdichter. Schreef een aantal rijmprenten in het dialect van Steenwijkerwold, zoals: De pompe van They (ca. 1950). In de Kraante van ‘t Wold schreef hij in acht afleveringen over de geschiedenis van Steenwijkerwold: Witte raven in Steenwijkerwold (1959-1961). Ref.: HM 1984 n1 p29; SW p381.
Plattelandsvrouwen, Nederlandse Bond van (Vrouwen van Nu): vrouwenorganisatie in 1930 opgericht ter activering van maatschappelijke, culturele en politieke belangstelling en ter behartiging van specifieke vrouwenbelangen. In Steenwijk en omgeving werden afdelingen opgericht in: Kallenkote (1945), Willemsoord (1946), Wetering-Scheerwolde (1946), Eesveen (1946), Onna (1947), Steenwijkerwold (1949) en Steenwijk (1949).
plooierijen: benaming voor politieke onlusten in de periode 1703-1704 in Gelderland en Overijssel. Later, tijdens de Steenwijker Onlusten (1748-1750), toen de gemoederen hoog opliepen over de wijze waarop het stadsbestuur tot stand kwam, escaleerde dit in de ophanging van Harmen Coops Fledderus; zie daar. Ref.: J. Tuit. De plooierijen te Steenwijk (1987).
Ploos van Amstel, Carel Willem Emile (Reitsum 29 augustus 1864 – Ermelo 30 november 1938), predikant. Was gereformeerd predikant te Gerkesklooster, Zwolle, Delft en Steenwijk (1920-1929). Onder zijn leiding werd een nieuwe kerk gebouwd op de plaats van de oude Binnenkerk aan de Onnastraat. Deze werd in 1923 in gebruik genomen.
Plumen Diepien: voormalig slootje ten noorden van de Heeren­dijk, dat vanuit Giethoorn verbinding gaf met het Heldere Gat. De naam houdt verband met rietpluimen.
Pniël: kerkje van de Baptisten Gemeente aan de Oostwijkstraat 32-34 te Steenwijk.
poëzie; zie: dichters.
Pol, Bernardus van der (roepnaam: Nardus; Meppel 4 juni 1886 – Steenwijk 28 mei 1947), ambtenaar. Werkte als rijksklerk, later als gerechtsdeurwaarder te Steenwijk. Was hier van 1922-1930 voorzitter van het Frysk Selskip.
Pol, De: buurtschap in de gemeente Steenwijkerland, 5 km noordnoordwestelijk van Steenwijk, 1 km ten oosten van Willemsoord, met ongeveer 150 inwoners. De naam duidt op een iets hogere plek in een drassig gebied. De Pol werd gesticht in 1820 door de Maatschappij van Weldadigheid, speciaal bestemd voor joodse kolonisten. Sindsdien werd ook de naam Jodenpol of Jodenhoek gebruikt. Zij stichtten hier een eigen synagoge en begraafplaats. Van 1838-1888 was hier ook een joodse school. De voormalige Joodse Begraafplaats is een gemeentelijk monument.
Polak, Bernard (zoon van Izak Salomon Polak; Steenwijk 8 juli 1871 – Steenwijk 5 april 1942), fabrikant. Volgde in 1894 zijn vader op als directeur van de specerijenmaalderij en grossierderij in de Scholestraat. Liet in 1905 als woonhuis de villa Zonnehoek bouwen. Hij was gemeenteraadslid van 1911-1917 en wethouder van 1914-1917. Verder was hij bestuurslid van de Kamer van Koophandel en plaatselijk vertegenwoordiger van de Nederlandse Bond van Bakkersgezellen. Zijn graf bevindt zich op de Joodse Begraafplaats in Steenwijk.
Polak, Frederik Leo (zoon van Bernard Polak; roepnaam: Frits; Steenwijk 13 juni 1913 – Wolvega 11 oktober 2006), fabrikant. Was sinds 1932 medewerker en van 1942-1978 directeur van J.S. Polak Koninklijke Specerijenmaalderij B.V. te Steenwijk.
Polak, Izak Salomon (Hebreeuws: Jitschak; Steenwijk 31 december 1834 – Steenwijk 28 januari 1902), eerste directeur van specerijenhandel Polak. Was gemeenteraadslid van 1886-1895. Ref.: SW p419.
Polak Koninklijke Specerijenmaalderij B.V., J.S.: gevestigd aan de Broekslagen 16 op het industrieterrein Groot Verlaat, ten westen van Steenwijk. Het bedrijf werd gesticht op 1 mei 1854 in de Oosterstraat te Steenwijk door Izak Salomon Polak, handelaar in specerijen, koloniale waren, zuidvruchten en bakkerijwaren. Het bedrijf bestond aanvankelijk uit een maalderij en grossierderij, later was het gespecialiseerd in het malen van specerijen. In 1894 werd de oprichter opgevolgd door zijn zoon Bernard. De firma liet in 1902 een pakhuis bouwen aan de Scholestraat, waar in 1942 het hele bedrijf werd ondergebracht. In 1924 werd de firmanaam gewijzigd in N.V. Handelmaatschappij J.S. Polak (in 1975 werd de NV een BV). Na de dood van Bernard Polak in 1942 werd deze opgevolgd door zijn zoon Frits, die sinds 1932 in het bedrijf werkte. In 1967 trad J.J. Draaisma toe tot de directie en in 1978 ging Frits Polak met pensioen. In 1973 werd het bedrijf verplaatst, vanuit de binnenstad, als eerste vestiging naar het industrieterrein Groot Verlaat. Bij het 125-jarig bestaan van deze oudste industriële vestiging in Steenwijk, tevens de oudste specerijenmaalderij ten behoeve van de bakkerijen, werd in 1979 het predikaat Koninklijk toegekend. In de daarop volgende jaren werd het bedrijf nog een aantal keren uitgebreid onder de directie van J.G.A. Sars. Ref.: SW p419. Zie verder hoofdstuk 17.
Polak, Leonard (roepnaam: Leo; Steenwijk 6 januari 1880 – Sachsenhausen 9 december 1941), jurist,  filosoof, hoogleraar en vrijdenker. Was van 1929 tot aan zijn dood hoogleraar in de filosofie aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij was één van de eerste joodse slachtoffers van het nazi-regime; werd op 15 februari 1941 gearresteerd en stierf nog hetzelfde jaar in het concentratiekamp. In de voorgevel van Kornputsingel 16, het huis waar hij van kort na zijn geboorte tot zijn achttiende woonde, werd in 1986 een gedenkplaat onthuld. Ref.: HM 1986 n4 p3-5. Zie ook hoofdstuk 10.
polder: door waterkeringen omsloten gebied waarbinnen een lagere waterstand (polderpeil) wordt nagestreefd door bemaling. Behalve de vijf hieronder genoemde polders moeten ook als polder worden aangemerkt: De Eesveensche Hooilanden, De Steenwijker Laagveenontginning, de Oostermeenthe en de Woldmeenthe (tot 1983). Zie ook: Ontginningsmij. Land van Vollenhove N.V.
Polder Gelderingen (ook: Polder II): een in 1932 tot stand gekomen polder met een oppervlakte van 800 ha. Deze polder ligt ten zuiden van de buurtschap Gelderingen, tussen het Kanaal Steen­wijk-Ossenzijl en het Steen­wijkerdiep.
Polder Giethoorn (ook: Polder I): een in 1920 tot stand gekomen polder met een oppervlakte van 1.390 ha. Deze polder, niet te verwarren met de Giethoornse Polder, ligt ten westen van het Kanaal Beukers-Steenwijk. Ref.: T.R. Stegeman. Giethoorn en de werkverschaffing 1928-1940 (1987).
Polder Halfweg (ook: Polder III): een in 1935 tot stand gekomen polder met een oppervlakte van 940 ha, gelegen halverwege het Steenwij­ker­diep, ten zuiden ervan.
Polder van Meijer; zie: Steenwijker Laagveenontginning.
Polder Wetering Oost (ook: Polder IV): een in 1941 tot stand gekomen polder met een oppervlakte van 950 ha, gelegen ten oosten van de Wetering.
Polder Wetering West (ook: Polder V): een in 1955 tot stand gekomen polder met een oppervlakte van 685 ha, gelegen ten westen van de Wetering.
politie. In de middeleeuwen werd de politietaak uitgevoerd door tenminste drie stadsdienaren, jaarlijks benoemd door de magistraat (stadsbestuur). Sinds 1840 werden orde, rust en veiligheid bewaakt door veldwachters, onder directe leiding van de burgemeester. In 1913 kreeg Steenwijk een gemeentelijk politiekorps. Van de gebeurtenissen sindsdien is in afleveringen gepubliceerd door H.J. Jansink: Een greep uit de verslagleggingen van de gemeentepolitie van Steenwijk (2004 e.v.). Het politiebureau was sinds 1907 in de voormalige Varkenswaag aan de Scholestraat, sinds 1919 in het voormalige stadhuis aan de Markt, sinds 1975 in het voormalige postkantoor bij de Oosterpoort en sinds 1995 aan de Vendelweg. Bij de regionalisering van de politie in ons land in 1990, werd het korps van Steenwijk ingedeeld bij IJsselland, sinds 1994 onder het district KOVO (Kop van Overijssel). Ref.: HM 2012 n1 p39-40; SW p283-297. Zie ook: nachtwacht, schutterij.
politieke partijen; zie: Steenwijkerland.
Pollepad; zie: Dubbele Regel.
Poly-Plasticum; zie: Stichting Poly-Plasticum.
pompen; zie: waterputten.
poorten; zie: stadspoorten.
poorter; zie: burger.
poortjes. Steenwijk kent weinig poortjes. De meest bekende zijn het Swindermanpoortje in de Scholestraat, het bakstenen poortje naast Gasthuisstraat 21 en het poortje van Eigen Haard aan de Wilhelminastraat. De eerste twee zijn rijksmonumenten.
Poppenrijk, ‘t: naam van voormalige fabriek van de firma Nolles, waar speelgoed gemaakt werd van het merk Wildebras; zie daar.
Popping, Hendrik Jan (Oosterwolde gem. Ooststellingwerf 23 april 1885 – Oosterwolde gem. Ooststellingwerf 10 augustus 1950), uitgever. Was drukker, uitgever en redacteur van De Ooststellingwerver en was een groot kenner van de prehistorie van Zuidoost-Friesland. Schreef een aantal boeken waaronder De rendierjagers (1955). Ref.: EF. Zie ook hoofdstuk 3.
Pors, Reinier Johannes Hendrikus (roepnaam: René; Dordrecht 15 december 1972), project coördinator tekenkamer. Sinds 1992 werkzaam bij Royal Huisman Shipyard BV te Vollenhove. Actief als fotograaf en bestuurslid regionale fotoclub DIN 81. Fotografeerde onder meer voor het boek Steenwijker Oudheden (2005) en Steenwijk Vestingstad (2009).
post. Sinds de 17e eeuw werden tussen Zwolle en Leeuwarden (via Steenwijk) personen en goederen vervoerd per postkoets (ref.: HM 1996 n3 p72-80). De koetsen werden voortgetrokken door paarden die op bepaalde plaatsen (‘posten’, vandaar de naam) verwisseld werden. Ook reed er vanuit Steenwijk wekelijks een postkoets op Groningen. De post werd gehaald en gebracht in het Posthuis bij de Woldpoort. Vanaf 1868 ging de meeste post per trein. In 1873 kwam er een post- en telegraafkantoor op de hoek van de Vrouwenstraat en de Koningstraat. In 1922 kwam op de afgegraven molenberg bij de Oosterpoort een nieuw postkantoor gereed, waar al in 1923 een opzienbarende postroof plaats vond (ref.: HM 1988 n1 p3-8). Het gebouw, in de stijl van de Amsterdamse School, werd ontworpen door J.F. Crouwel (1885-1962). De hoofdingang wordt gesierd door een keramisch reliëf vervaardigd door de in Steenwijk geboren beeldhouwer Hildo Krop. Het markante gebouw heeft ruim een halve eeuw als postkantoor dienst gedaan. Het is een gemeentelijk monument dat in 1975 werd ingericht als politiebureau; het postkantoor werd toen ondergebracht in de toenmalige nieuwbouw van het NS-station. Met de opkomst van het Internet werd de loketservice beperkt en in 2002 verplaatst naar een boekwinkel in de binnenstad van Steenwijk.
Post, Johannes (Hollandscheveld 4 oktober 1906 – Overveen 16 juli 1944), verzetsstrijder. Was landbouwer in Nieuwlande en wethouder in Oosterhesselen voor de ARP. Werd één van Nederlands meest bekende verzetsstrijders uit de 2e WO. In 1946 werd hem postuum het Verzetskruis toegekend. Zijn naam leeft voort in de ten oosten van Steenwijk gelegen Johannes Postkazerne en in tientallen straatnamen elders in het land. Ref.: G.C. Hovingh. Johannes Post, exponent van het verzet; een biografie (1995).
Postema, Jan Pieter Johannes (Den Haag 10 november 1954), historicus, ICT manager. Promoveerde te Groningen op: Johan van den Corput (1542-1611), kaartmaker, vestingbouwer, krijgsman (1993). Ontdekte in 1987 de in 1581 door Johan van den Kornput gemaakte stadsplattegrond van Steenwijk. Schrijft over belegering en ontzet van Steenwijk in 1580-1581 en over bestuur en rechtspraak in de 16e en 17e eeuw.
Posthuis, Het: voormalige herberg annex postkantoor bij de Woldpoort, thans Paardenmarkt 4. In 1736 kocht Evert Ketel de toen Corps de Garde geheten herberg van de magistraat, in 1810 overgenomen door Bartholomeus Ketel. Tot omstreeks 1870 stopten hier de postkoetsen naar Zwolle, Heerenveen en Groningen en werd er de in- en uitgaande post gesorteerd. C. Ketel verkocht de zaak aan de familie Varrenhorst, de naamgevers van Het Posthuis. Latere eigenaren waren de families Herpe-van der Ploeg en Vierstra-Bos. De naam verdween in 1991 met de komst van het Chinees-Indisch restaurant Shanghai.
Posthuma, Bindert (Tzummarum gem. Barradeel 11 oktober 1911 – Steenwijk 24 maart 2002; begr. Tzummarum), organist, dirigent, leraar. Was van 1947-1987 cantor-organist van de Grote Kerk in Steenwijk en oprichter en dirigent (1947-1981) van de Christelijke Oratorium Vereniging Steenwijk. Was daarnaast dirigent van verschillende andere koren en kreeg landelijke bekendheid met het koor Fryske Stimmen uit Minnertsga. Werd als organist in 1987 opgevolgd door Stephan van Dokkum. Zie ook hoofdstuk 15.
postkantoor, postkoetsen; zie: post.
Postma, Otto (Pingjum 19 september 1893 – Steenwijk 5 september 1972), onderwijzer. Was hoofd van School B, later van School C. Daarnaast dirigeerde hij verschillende koren, waaronder De Stem des Volks, en was in de jaren vijftig regisseur van blijspelen.
Pot, Harm (Stadskanaal 5 september 1921 – Ede 15 januari 1996), jurist. Was van 1967-1983 notaris te Steenwijk.
potschip (ook: pot): turfschip dat in de 14e - 17e eeuw in Noordwest-Overijssel werd gebruikt en vooral in Zwolle gebouwd werd. Kleine drie- tot zeventons potten bevoeren de binnenwateren, de grote (tot 70 ton) bevoeren vanuit Blokzijl en Zwartsluis de Zuiderzee. Het potschip werd later verdrongen door de praam.
Prakken, Berent (Oosterwolde 13 maart 1818 – Oosterwolde 23 januari 1871), vervener, bestuurder. Maakte een voor Steenwijk veelbelovend maar niet uitgevoerd ontwerp: Beschouwingen over de wenschelijkheid en uitvoerbaarheid van een kanaalverbinding tusschen Blokzijl en Groningen (1867).
predikanten; zie: Doopsgezinde Gemeente, Gereformeerde Kerk, Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt en Hervormde Kerk.
prehistorische nederzettingen: beschouwd als archeologische monumenten, zijn aangetroffen onder meer aan de Bergweg bij Tuk, aan de Schansweg bij Steenwijk en aan de Woldweg op de Eese. Zie ook hoofdstuk 3.
Preistinge (ook: Coninge): voormalige middeleeuwse hoeve in de Oostwijk.
Preistinge, Johan Geerts: oudst bekende (1568) stadsomroeper van Steenwijk. Ref.: HM 1987 n1 p17-25.
prentbriefkaarten; zie: ansichtkaarten.
Prins, Klaas Dirk (Zaandam 10 augustus 1928), leraar. Was van 1956 tot 1968 leraar aan de Openbare Uloschool in Steenwijk. Schreef artikelen over de geschiedenis van Steenwijk, in het bijzonder over de Doopsgezinde Gemeente, de zwem- en schaatssport en de predikant T.O.M.H. Hylkema.
Prinsen, Harm (Wetering 9 juli 1947), kunstschilder, onderwijzer. Woont en werkt in Zuidveen, waar hij in zijn tuin beelden van cement maakt. ’s Winters schildert hij, in olieverf op linnen of paneel, droomachtige composities waarin natuur en mensen uit Noordwest-Overijssel figureren.  Exposeerde onder meer in De Meerpaal Dronten, Rijksmuseum Twente en bij Centraal Beheer Apeldoorn. In 2002 kocht de gemeente Steenwijkerland drie werken aan, alle tentoongesteld in het gemeentehuis. Sinds 1970 is hij groepsleerkracht aan de Emmaschool in Steenwijk. Ref.: BN.
Prinsen-de Vroome, Harma Bertha (Steenwijk 29 juli 1948), onderwijzeres. Werkt sinds 1969 aan diverse scholen in Steenwijk, waaronder tot 1977 de Wilhelminaschool en vanaf 1992 de Emmaschool. Was van 1980-1992 lid van de commissie Oudheidkamer en van 1994-1996 raadslid voor de PvdA. Ze is bestuurslid van de Stichting Behoud De Kamp en van de Stichting Gedenkteken Joodse Steenwijkers. Schreef: Hendrik de Vroome in zijn tijd (1882-1957) (2007).
Prinsen Bolwerk: aangelegd in 1627 aan de noordoostzijde van de stad, in 1930 afgevlakt voor de aanleg van de Burg. Goeman Borgesiusstraat. In 2002 zijn de contouren gedeeltelijk hersteld.
Prinsen Hoven (1): voormalig stuk land (1646) op de Kleine Meenthe tussen het Steenwijkerdiep en de Aa, even buiten de Woldpoort. De naam komt van Emanuel, Prins van Portugal, die het in 1646 aankocht. (2): stadsdeel, woon- en winkelcomplex in 1986-1988 tot stand gekomen als hoogbouw aan de westzijde van de Grote Kerk. Ref.: SWp459-460.
Prinsenpoort (ook: Kornputspoort): een tijdelijk poortje in de Noordwal tijdens het beleg van Steenwijk (1580-1581).
Pronk, Cornelis (Amsterdam 10 december 1691 – Amsterdam 29 september 1759), tekenaar. Kreeg bekendheid door zijn tekeningen van steden, dorpen en gebouwen. In 1732 bezocht hij per rijtuig Overijssel, Drenthe en Friesland en maakte ook tekeningen van Steenwijk en omgeving. Ref.: A.J. Gevers en A.J. Mensema. Over de hobbelde bobbelde heyde (1985); NBK.
proost: voorzitter of deken van een kapittel van kanunniken. Hij had het beheer over de inkomsten, uitgaven en goederen van een kathedrale - of kapittelkerk; zie daar.
Protestantse Gemeente in zowel Steenwijk als Steenwijkerwold. Zij behoren tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), ontstaan in mei 2004 door samenvoeging van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk. Zie verder: Gereformeerde Kerk, Hervormde Gemeente.
Protestants Militair Tehuis; zie: Hoogwolde.
provinciegrenzen; zie: gemeentegrenzen.
punter: Gieters scheepstype, ongeveer 6.30 m lang, kleiner dan een vlot. Bekend zijn de werven van Schreur en Wildeboer in Giethoorn. Ref.: G.L. Berk. De punter (1984).
Puntersloot: voormalige 1.7 km lange vaart in het noorden van de vroegere gemeen­te Giethoorn, aan de west­zijde van de als Vlie­gerstaart aangeduide landerijen. De Punter­sloot liep van de Klossenbrug noordwaarts tot aan de Heerendijk en was tot 1929 een belangrijke verbinding tussen Giethoorn en Steenwijk.
Putgang: straatje in de voormalige volksbuurt Achter de Kerk, genoemd naar één van de stadspompen die daar stond.
putten; zie: waterputten.
Quedam Narracio (de Groninghe, de Thrente, de Covordia et de diversis aliis sub diversis episcopis Traiectensibus): een verslag in 1231 gedaan in het Latijn door een anonieme monnik over de pogingen van de Utrechtse bisschoppen in de 12e en 13e eeuw om het Oversticht in hun greep te houden. Het is de enige schriftelijke bron over deze streek in die periode! Een vertaling hiervan door pastoor J. Hogeman bleef ongepubliceerd; in 1977 werd het als bronnenuitgave gepubliceerd door de Universiteit van Amsterdam. Ook voor de middeleeuwse geschiedenis van Steenwijk en omgeving is dit een belangrijk document.
Quickelo; zie: Kwikkels.
raadhuis; zie: gemeentehuis (Steenwijkerwold) en stadhuis (Steenwijk).
Rabobank; zie hoofdstuk 17.
radio. In 1924 werd het eerste radiotoestel in Steenwijk in gebruik genomen. Zie ook: omroep.
Rafaël Gemeente Het Nieuwe Leven: kerkgenootschap dat samenkomt in Matthijs Kiersstraat 11 te Steenwijk.
Ram: 17e-18e-eeuwse Steenwijker familie van burgemeesters van wie Frederik Ram de meeste bekendheid kreeg door zijn rol tijdens de Steenwijker Onlusten in 1748-1750.
Ramstege: voormalig straatje langs een rij eenkamerwoningen, de Gasthuiskamers, onder langs de westelijke stadswal. De naam wordt enige malen genoemd in de 19e eeuw tot 1870 toen de wal hier geslecht werd en de huisjes werden afgebroken.
Rams Woerthe: villa gebouwd in opdracht van J.H. Tromp Meesters in art-nouveaustijl op de voormalige Paasweide, aan de westzijde van de stad. De naam heeft betrekking op een stuk grond (woerthe) dat ooit aan ene Ram heeft toebehoord. De opdracht werd in 1898 uitgewerkt door het Amsterdamse architectenbureau A.L. van Gendt en Zonen; de indeling is van P.J.H. Cuypers, het ontwerp van A.D.N. van Gendt. De bouw werd uitgevoerd door de Steenwijker aannemers Jac. de Boer en Co. en W. Voerman en kwam in 1899 gereed. De buitenkant valt op door de verschillende maten vensters, geglazuurde baksteen en natuurstenen lateien. Vooral de ingangspartij bevat speciale kenmerken van de Art Nouveau. Het interieur wordt gesierd door wandschilderingen van Co Breman met voorstellingen van het landleven en de vier seizoenen. Het fraaie trappenhuis wordt extra opgeluisterd door een magistraal gebrandschilderd glas-in-loodraam vervaardigd door Adolf le Comte. In de voormalige raadszaal bevindt zich een driedelig glas-in-loodraam, in 1926 ontworpen en gemaakt door Willem Bogtman, geschonken door D.H. Wicherson. Het middenraam stelt het oude stadswapen van Steenwijk voor met Sint Clemens als schildhouder. Op de begane grond en in de kelders is het Instituut Collectie Krop ondergebracht, alwaar een groot aantal werken van de in Steenwijk geboren beeldhouwer Hildo Krop zijn te bewonderen. Bij de ingang van het park, naast het prachtige uit plantenmotieven gesmede hek, staat de dienstwoning, in 1900 ontworpen door de Steenwijker architect Bato Rouwkema. Negen jaar na het overlijden van de eigenaar in 1908 en na enige jaren van leegstand, werd de villa gekocht door de gemeente Steenwijk, die het gebouw van 1919-1992 in gebruik had als gemeentehuis. Sinds 2000 dient het als representatief centrum van het gemeentebestuur van Steenwijkerland. De villa behoort tot de top honderd van de Nederlandse monumenten. Dit rijksmonument is tijdens kantooruren geopend en, op afspraak, gratis toegankelijk (met uitzondering van de Kropcollectie). Zie ook: Park Rams Woerthe en hoofdstuk 16.
Ras, Hillebrand (neef van Hildo Krop; Steenwijk 10 juli 1877 – Steenwijk 6 november 1941), schilder. Had een schildersbedrijf en een kunstnijverheidswinkel in de Oosterstraat. Was initiatiefnemer, medeoprichter (1919) en aandeelhouder van de Eerste Steenwijker Kunst-Aardewerk Fabriek (ESKAF), tevens algemeen - en financieel directeur van het bedrijf.
Ravenswaay, Jan van (Hilversum 29 november 1789 – Hilversum 2 maart 1869), tekenaar, schilder. Bekend tekenaar en aquarellist van landschappen en stalinterieurs met vee. Het Teylers Museum in Haarlem bezit van hem een tekening uit 1834: Steenwijk aan de wal. Ref.: HM 1991 n2 p47-49; NBK.
rechtspraak. Steenwijk genoot, getuige de omvangrijke verzameling plaatselijke verordeningen (Stadboek, Keurboek), een hoge mate van onafhankelijkheid in de eigen rechtspraak, met name wat het strafrecht betreft. Voor een beknopt overzicht van de rechtspraak in Steenwijk zie: HM 1999 n2 p58-62.
recreatie. Voor een historisch overzicht van de recreatieve ontwikkelingen in Steenwijk en omgeving wordt verwezen naar: J.K. Janssen. Honderd jaar recreatie….en steeds meer toerisme, in: SW p463-501.
Redichem, A. van; zie: A. van der Flier.
Reek, Theodorus (Hoorn 1748 – Rijswijk 21 februari 1825), makelaar, ontvanger. Was makelaar en schepen in Hoorn en ontvanger der directe belastingen in Steenwijk in de Franse tijd.
Reest en Wieden; zie: waterschap.
Regionale Scholengemeenschap Steenwijk (RSG): in 1993 ontstaan door een fusie van de Rijksscholengemeenschap en De Wissel.
Reijnders; zie: de Graaf.
Reinders, Uko Daniël (Hoogezand 5 april 1890 – Hoogezand 12 mei 1983), landbouwkundige. Kocht, als directeur van de landontginningsmaatschappij Cunrau, in 1908 de uitgeveende gronden van het landgoed De Bult en liet ze in 1914 inpolderen en ontginnen als de Steenwijker Laagveenontginning. Ref.: PKN.
Reinen, Harmen Geerts (Steenwijk ca. 1550–1620). Hopman van het burgervendel en ontvanger van de Landschap Drenthe. Sinds 1592 één van de vier burgemeesters van Steenwijk. Legateerde een bedrag waaruit een naar hem genoemde stichting in de 17e en 18e eeuw jaarlijks op 16 maart een brooduitdeling aan de armen bekostigde. Ref.: SN p13-14.
Reiners, Arnoldus Lubbertus (Steenwijk 1742 – Steenwijk 7 november 1811), bestuurder. Was van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk. Eigenaar van vele percelen grond op de Steenwijker Kamp.
Reiners, Grietje (Steenwijkerwold 10 juni 1878 – Meppel 20 oktober 1945). Kort na haar dood kreeg de gemeente Steenwijk, door aanvaarding van haar legaat, haar huis en erf aan de Markt 48 in eigendom. Hieraan was de voorwaarde verbonden dat het huis en de antieke inboedel in bruikleen moesten worden afgestaan aan een museum of oudheidkamer te vestigen in genoemd pand. In 1947 werd dit geëffectueerd en kon de in 1941 opgerichte stichting Oudheidkamer Steenwijk en Omstreken het pand betrekken. Ref.: R. de Wild en G.M. Laar. Uit de porseleinkast van juffrouw Reiners (2007). Zie ook: Stadsmuseum Steenwijk.
Reinsberg, Henri Oscar Karel (roepnaam: Han; Amsterdam 19 november 1909 – Alkemade 30 juni 1983). Was van 10 juli tot 28 september 1944 waarnemend burgemeester van Steenwijkerwold voor de NSB. Hij behoorde tot de groep van oorlogsverslaggevers voor de SS-Standarte Kurt Eggers, met als inzetgebieden Leningrad en Nederland.
Reisma, Cornelis (roepnaam: Cor; Steenwijk 9 december 1902 – Leeuwarden 17 mei 1962), schilder, glazenier. Was tot 1932 werkzaam als opzichter bij Rijkswaterstaat. Schilderde portretten, landschappen en stadsgezichten in verschillende technieken en toepassingen. Woonde en werkte in Steenwijk, Stiens, Amsterdam, Antwerpen en sinds 1941 in Leeuwarden. Werkte als glazenier samen met W. Bogtman; maakte onder meer gebrandschilderde ramen voor het stadhuis van Bolsward. Ref.: BN; NBK.
religie; zie: kerkelijke gezindte.
Remijn, Marinus (Sluis 17 juli 1890 – Steenwijk 8 mei 1971), onderwijzer. Was van 1909 tot 1955 onderwijzer (later hoofd) aan de Lagere School van de Vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs, destijds aan de Westwijkstraat in Steenwijk. Daarnaast was hij geruime tijd voorzitter van de Oranjevereniging, bestuurslid van de Vereniging tot Bestrijding der Bedelarij door Werkverschaffing en tot zijn dood lid van de raad van toezicht van het bejaardenhuis Nijenstede. Ref.: OSC 1971 10 mei. 
Remmelinge: naam van een voormalige boerderij bij Tuk. In 1484 is sprake van “Remmelinghe bij den Tuck”.
Rennenberg, George van Lalaing, graaf van (Hoogstraten? circa 1540 – Groningen 23 juli 1581), krijgs- en staatsman. Was Rooms Katholiek, maar trad in 1576 in Staatse dienst. Werd in 1577 stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Liep in 1580 over naar de Spaanse kant door de stad Groningen aan de hertog van Parma uit te leveren (‘verraad van Rennenberg’). Veroverde daarna Delfzijl, Coevorden en Oldenzaal. Het leger, dat op 18 oktober 1580 Steenwijk aanviel, bestond uit 7.200 man, waarvan 1.200 te paard. Hoewel de stad door slechts 600 soldaten verdedigd werd, liep de belegering op 23 februari 1581 ten einde, vooral door het heldhaftig optreden van Johan van den Kornput. Zie ook hoofdstuk 6.
Repko, Frederik (roepnaam: Fred; Haarlem 19 oktober 1881 – Witte Paarden 28 juni 1960; begr. Steenwijk AB). Kwam in 1919 vanuit Amsterdam naar Steenwijk, waar hij een darmenslagerij had. Was daarnaast enige jaren gemeenteraadslid en actief in het verenigingsleven. Ref.: SW p302.
Resort De Eese: hotel, conferentieoord en woonpark aan de Duivenslaagte 2 in De Bult, 3.5 km ten noorden van Steenwijk.
Reune: geregulariseerde beek, ongeveer 3 km noordwestelijk van Steen­wijk. Ontspringt ten zuidoosten van Witte Paarden en loopt in zuidwestelijke richting langs de Kwikkels, door Thij en zo verder het lage land in, afwaterend op het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl. Vroeger was er in Thij een brug over de Reune, later is deze vervangen door een duiker. Tot 1926 vond de afwatering plaats, via de Hoogmansvaart, op het Steenwijkerdiep.
Reus-Kamma, Barbara de (Seroeï, Nieuw Guinea 15 mei 1933), beeldend kunstenares. Woont sinds 1972 in Tuk. Was 20 jaar lerares expressie. Maakt collages van gebruikte materialen zoals zeemleer, leisteen of geoxideerd ijzer. Haar kunstwerken van 1981-1985 beelden het leven uit zoals dat onder oorlogsomstandigheden werd (en wordt) geleden en behoren tot de zogeheten ‘verwerkingskunst’. Haar recent werk betreft ’s mensen lief en leed en de natuur. Ref.: OSC 30 april 1993, SW p143.
ribben: smalle stroken veenland die men bij het vervenen overliet. Ze werden gebruikt als zetwal of legakker om daarop de gewonnen turf te laten drogen. Om onverhoed afslaan van de ribben te voorkomen, mochten deze niet smaller zijn dan 3 m. Waar de ribben zijn blijven bestaan is dit vaak aan de huidige naamgeving te herkennen, bijvoorbeeld in de naam Weerribben.
Ridderschap van Drenthe; zie: Vos van Steenwijk.
Riel, Joris van (Meppel 1744 – Steenwijk 30 april 1816) was van 1775 tot 1811 winkelier in de Gasthuisstraat en van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk.
Riele, Wolterus Antonius Maria ter (Deventer 8 september 1867 – Utrecht 13 februari 1937), architect. Medewerker van P.J.H. Cuijpers, later zelfstandig architect te Deventer, waar hij de restauratie van de Sint Lebuïnuskerk leidde. Ontwierp de in 1913 in gebruik genomen Rooms Katholieke kerk in Steenwijkerwold en de nieuwe spits van de Sint Clemenstoren die in 1914 gereed kwam.
rietteelt: van oudsher een belangrijke bron van neveninkomsten voor de bewoners van het waterrijke gebied ten zuidwesten van Steenwijk. Riet wordt gebruikt als dakbedekking van boerderijen en rustieke woningen en voor de fabricage van rietmatten. Een groot promotor van de rietteelt en de toepassing van rietproducten was de bouwkundige E.J. Wind.
Rijkeboer, Hidde Jan (Steenwijk 28 oktober 1909 – Vught 4 september 1944), onderwijzer. Werkte sinds 1939 als rijksambtenaar bij het Ministerie van Oorlog en Marine. Werkte samen met het verzet in Meppel en Steenwijk. Werd in Kamp Vught de dag vóór Dolle Dinsdag door SS´ers geëxecuteerd. Ref.: HM 2010 n2 p63-72.
Rijkmans, Gerrit (Steenwijk 1803 – Steenwijk 1870): grondlegger van de tabaks- en sigarenfabriek De Tabaksplant; zie daar.
Rijkmans, Jan Daniël (Steenwijk 3 februari 1920 – Scheveningen 14 april 1944), autohandelaar, verzetsstrijder. Zeer actief in het verzet tijdens de 2e WO in Drenthe, gearresteerd en gefusilleerd wegens het buitmaken van distributiebonnen en stamkaarten.
Rijkmans, Klaas (zoon van de volgende; Steenwijk 8 augustus 1880 – Steenwijk 16 januari 1962), grondlegger van Rijkmans Opel. Begon in 1919 aan de Tukseweg een Ford garage en reparatiebedrijf en sinds 1926 een dealerschap van General Motors. Ref.: H. Alberts. Rijkmans roots; van Diep tot Dolder (2009).
Rijkmans, Thijs (Steenwijk 24 maart 1853 – Steenwijk 29 mei 1942), was aanvankelijk schorshandelaar, van 1907-1917 eigenaar van de stoomtabaks- en sigarenfabriek Mexico aan de Kalverstraat 57-58. Ref.: SW p228.
Rijkmans BV; zie hoofdstuk 17.
Rijksbergplaats voor kunstschatten; zie: kunstbunker.
Rijks HBS: werd op 17 september 1909 in gebruik genomen. Kwam tot stand, vooral door een bijdrage van fl. 100.000 door J.H. Tromp Meesters. De school werd gebouwd naar een ontwerp van Jacobus van Lokhorst (1844-1906), rijksbouwmeester. In 1947 kwam er een lyceumafdeling. In 1961 werd de naam veranderd in: Jan Hendrik Tromp Meesterslyceum, in 1968 in: Rijksscholengemeenschap voor MAVO, HAVO en VWO Jan Hendrik Tromp Meesters. In 1983 verhuisde de school naar de Lijsterbesstraat en werd het oude gebouw aan de J.H. Tromp Meestersstraat 3 aangepast als appartementencomplex met de naam Noordwalhof. Ref.: HM 1989 n4 p116-128.
rijksmonumenten: van rijkswege beschermde monumenten. Van de zestig rijksmonumenten die Steenwijk telt, noemen we: de vestingwerken, Rams Woerthe (met park), de Grote Kerk, de Sint Clemenstoren en de Kleine Kerk. Voorts: de Paardenstallen van Spijkervet, het voormalig stadhuis aan de Markt 72, het pakhuis aan de Neerwoldstraat 3, de voormalige werkplaats aan het Steenwijkerdiep 71 en de voormalige Boterwaag. Verder: de Doopsgezinde Kerk, de Rooms Katholieke Kerk en de voormalige Vrijzinnig Hervormde Kerk aan de Kornputsingel, het Swindermanpoortje en het poortje in de Gasthuisstraat. Tenslotte 44 woonhuizen waarvan 16 aan de westzijde van de Kornputsingel en 13 aan de Markt.
Buiten Steenwijk vinden we 16 rijksmonumenten: landhuis, park en tuinmuur in De Bult, het Huis Eese, vier grafheuvels en een boerderij onder Eesveen, een boerderij in Kallenkote, de watertoren, kerk en baarhuisje in Steenwijkerwold, de Kunstbunker, een grafheuvel en het kerkorgel van Willemsoord. Zie ook: archeologische monumenten; gemeentelijke monumenten.
Rijksnormaalschool; zie: normaalschool.
Rijksscholengemeenschap (RSG): een in 1968 gevormde instelling voor MAVO, HAVO en VWO in Steenwijk, sinds 1983 gevestigd aan de Lijsterbesstraat. Fuseerde in 1993 met De Wissel tot de Regionale Scholengemeenschap Steenwijk.
Rijksweg 32: verbindingsweg tussen de provinciehoofdsteden Zwolle en Leeuwarden. Sinds het gereedkomen ervan in 1829 voerde de route dwars door het centrum van Steenwijk. In 1959 kreeg Steenwijk een rondweg (van Havelterberg tot Witte Paarden) waardoor het centrum ontlast werd van het drukke doorgaande verkeer. In 1988 werd de nieuwe autosnelweg A32 in gebruik genomen. Ref.: E.G. Born. Rijksweg A32 Steenwijk-Wolvega (1988). Zie ook hoofdstuk 12.
rijkswerkkampen: in de jaren dertig van de vorige eeuw gebouwd voor huisvesting van de arbeiders van de N.V. Ontginningsmaatschappij Land van Vollenhove (zie daar), ter weerszijden van het Steenwijkerdiep. Van de zes kampen (Beenderribben, Eind van ’t Diep, Steenwijkerdiep, Kikkerij, Lakeweg en Pikbroek) gingen de laatste twee op in het vakantiecentrum De Twin. 
Rijssen, Thiman (16e eeuw), kocht in 1577 als Sint Maartensman de erve Bentinge in de Oostwijk.
rikking: afrastering van een erf, akker of veld.
Ringenier, Dries (Steenwijk 16 mei 1933), fotograaf en schilder van stillevens en landschappen. Woont en werkt in Enschede; was docent aan de kunstacademie aldaar. Ref.: BN.
riolering. Sinds 1955 beschikt de stad Steenwijk over een rioleringsstelsel. In 1962 kwam de rioolwaterzuiveringsinstallatie gereed en in 1965 werden ook Kerkbuurt, Steenwijkerwold, Willemsoord en Witte Paarden van riolering voorzien.
rivieren; zie: Steenwijker Aa.
Robaard, Hilco (Meppel 26 september 1935), veehouder, bestuurder. Was van 1958-1997 veehouder aan de Bergweg in Tuk. Was daarnaast sinds 1970 bestuurslid en van  1976-1981 voorzitter van de NOVAC (etc.), van 1970-1991 commissaris van de Bondsspaarbank (etc.),  sinds 1971 bestuurslid en van 1977-2006 voorzitter van de Vereniging Het Heideveld, sinds 1973 raadslid van de gemeente Steenwijk en van 1974-1986 wethouder voor de VVD, sinds 1975 hoofdingeland en van 1986-1999 waarnemend dijkgraaf van het waterschap Vollenhove etc., van 1993-2008 voorzitter van de VUSO en van 1995-2004 voorzitter van de Stichting Stadsherstel Steenwijk. Ref.: OSC 17 december 1993.
Roberink, Bernardus (Losser 24 februari 1819 – Steenwijkerwold 28 augustus 1890), pastoor. Was van 1855-1890 pastoor van de rooms-katholieke parochie Steenwijkerwold. Heeft voor vele armlastige gezinnen uit Noordwest-Overijssel en Stellingwerf bemiddeld om te verhuizen naar Twente, waar zij werk vonden in de textielindustrie en zich vestigden in Overdinkel. Hij schreef het boek Armoede en geldzaken (1875).
Rochincvene: een veen in 1270 vermeld, waarschijnlijk ten noordoosten van de stad. Ref.: CK p4.
Rodermond, Egbert (Eesveen, gem. Steenwijkerwold 25 september 1862 – Nijensleek, gem. Vledder 18 oktober 1928) veehouder. Was in 1911 medeoprichter en van 1916-1920 secretaris van de coöperatieve stoomzuivelfabriek Ons Belang in Tuk.
roede: oude lengtemaat gelijk aan 4.7 m (Steenwijker Maat; zie daar). Ook als vlaktemaat, gelijk aan 22.13 m².
Roeles, Berend (Steenwijk 5 augustus 1802 – Steenwijk 13 januari 1891), beurtschipper. Onderhield van 1845-1861 een beurtveer op Sneek, voortgezet door zijn nazaten die met vier schepen (Stad Steenwijk I-IV) ook op Groningen voeren. De Fa. Roeles begon in de jaren dertig een transportbedrijf met vrachtauto’s. In 1936 werd de laatste boot verkocht. In 1945 werd het 100-jarig bestaan van het Scheepsveer herdacht. Ref.: HM 1985 n3 p76-80.
Roelofs, Rijkman (Zuidveen 1744 – Steenwijk 16 december 1816), leerlooier, bestuurder. Was sinds 1774 diaken van de doopsgezinde gemeente en van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk.
Roest, Gerben de (Oosterend 2 januari 1915 – Zwolle 13 februari 1995) was van 1946-1970 predikant van de Hervormde Gemeente Steenwijk.
Roffel, Evert (Groningen 7 oktober 1925 – Meppel 11 februari 2009), atleet, sportinstructeur. Werd in 1946 vijfde op de door Emil Zatopek gewonnen 5.000 meter, derde in een selectiewedstrijd voor de Olympische Spelen van 1948 in Londen en Nederlands militair crosskampioen 1951 in Arnhem. Was sinds 1948 adjudant-sportinstructeur aan de Johan van den Kornputkazerne, sinds 1960 woonachtig in Steenwijk. In NCRV’s Spel zonder Grenzen in 1973 was hij de captain van de Steenwijker Zeskampploeg. Hij was medeoprichter, trainer en sinds 2002 erelid van Start ’78. Ref.: SW p417, 489.
Rogerius, Jacobus (Haarlem ca. 1615 – ?), predikant. Was enige jaren vlootvoogd en van 1645-1649 hervormd predikant te Steenwijk. Ref.: HM 1992 n2 p35-40.
Romeinse bezetting. In 12 v.C. veroverden de legioenen van de Romeinse keizer Augustus het noorden van ons land. Gedurende veertig jaar trokken de troepen van Drusus, Tiberius en Germanicus langs of door het noorden, pogende de grens naar de Elbe te verleggen. Bij de tweede expeditie van Germanicus in 15 n.C. trok de ruiterij, onder commando van Pedo, over land naar het noorden. Het is niet uitgesloten dat deze troepenverplaatsingen ook in de omgeving van Steenwijk hebben plaatsgevonden, zeker gezien het aantal Romeinse munten en andere voorwerpen dat hier  werd gevonden. In 28 n.C. kwam een einde aan de bezetting door de slag bij Baduhenna. Zie ook hoofdstuk 3.
Romeinse muntvondst bij Onna. In maart 1884 vond Jan Boonstra, tijdens het ontginnen van een stuk heidegrond bij Onna, een muntschat van 237 zilveren denarii. Ref.: HM 2000 n2 p30-36. Zie ook hoofdstuk 3.
Rondeel; zie: Jan Snoeks Bolwerk.
Ronde Blesse: voormalig landgoed met landhuis, later ook buurtschap, ruim 1 km ten noordoosten van Willlemsoord, aan de Friese grens. De naam refereert aan een rond meertje ten noorden ervan, nog in 1650 op een grietenijkaart aangegeven. Huize Ronde Blesse werd sinds 1864 bewoond door de familie Stroink en van 1890-1901 was hier de G.A. van Swieten Landbouwschool gevestigd; het werd in 1906 verkocht. De huidige villa dateert van 1911. Het landgoed (8 ha) werd in 1967 door Staatsbosbeheer aangekocht en wordt als staatsnatuurreservaat beheerd. Ref.: SN p82.
rondweg; zie: rijksweg A32.
Roo, Thomas Marinus de (Dordrecht 1834 – Leeuwarden 22 september 1894) was van 1864-1866 organist van de Grote Kerk in Steenwijk.
Rooie Dorp, Het: een vijftigtal arbeidershuizen en een winkelwoning in de woonwijk Steenwijk-West, gebouwd in 1918-1919 door de Woningstichting Steenwijk. De naam duidt op de felrode dakpannen van de huizen in de Iris- en Tulpstraat. Na de 2e WO is de naam opgegaan in de Bloemenbuurt. Ref.: Reünie Rooie Dorp zaterdag 23 september 2000 (2000).
Rooms Katholieke Begraafplaats (1): aan de Meppelerweg te Steenwijk, aangelegd in 1900. (2): aan Gelderingen te Steenwijkerwold, een in 1842 aangelegd kerkhof.
Rooms Katholieke Parochie Sint Andreas: van 1381-1591 kerkgenootschap in Steenwijkerwold, in 1855 heropgericht. Na eerst in tijdelijke onderkomens gekerkt te hebben, werd in 1830 een kerk gebouwd op het voormalige Slothof te Gelderingen. Deze moest al in 1912 worden vervangen door een nieuwe kerk op dezelfde plaats: de R.K. Sint Andreaskerk; zie daar. Bekende pastoors waren: J. Hogeman, C.G. Muiteman, B. Roberink, C.J. van Schaik en J.N.C.M. Schermer; zie daar. Ref.: J.S.F. Bastiaans e.a. Een volk Gods onderweg: 600 jaar Sint Andreasparochie Steenwijkerwold (2003). Zie ook: kerkelijke gezindte.
Rooms Katholieke Parochie Sint Clemens: kerkgenootschap in Steenwijk, op 17 november 1855 heropgericht, met kerk aan de Molenstraat 23 te Steenwijk. Ref.: M.H. de Vries. De herrezen parochie van Sint Clemens te Steenwijk, 17 november 1855 – 17 november 1955 (1955). Zie ook: kerkelijke gezindte.
Rooms Katholieke school. In 1875 kwam er een Rooms Katholieke school in Gelderingen die later is overgegaan naar De Voorzienigheid (zie daar) en in 1963 werd omgedoopt tot de huidige Don Boscoschool. In 1922 werd de Rooms Katholieke school in de Molenstraat in Steenwijk in gebruik genomen.
Rooms Katholieke Sint Andreaskerk: neogotisch gebouw, ook Sint Andreaskerk geheten, aan de Gelderingen 79 te Steenwijkerwold. De kerk werd ontworpen door W.A.M. ter Riele, in gebruik genomen op 29 april 1913, in 1938 opgeknapt en in 1974 gerestaureerd.
Rooms Katholieke Sint Clemenskerk: neogotisch gebouw, ook Sint Clemenskerk geheten, aan de Molenstraat 23 te Steenwijk. Werd gebouwd, ter vervanging van een uit 1802 daterende schuurkerk, naar een ontwerp van A. Tepe uit Utrecht en voltooid in 1882. De kerk werd ingewijd op 26 april 1883. Het interieur is gesierd met een gebrandschilderd raam van A.F.H. Nicolas (1882) en drie ramen ontworpen door H.W.M. Liesker (1958), waarvan het middelste de legende van Sint Clemens uitbeeldt. De kruiswegschilderijen werden in 1856 gemaakt door Otto de Boer uit Leeuwarden. De toren is 36 m hoog en herbergt twee luidklokken. Kerk en toren vormen een rijksmonument. Ref.: M.B. van de Wal-Vergroesen. Geschiedenis van een Godshuis (2007). Zie ook hoofdstuk 16.
ROOZ; zie: Omroep voor Zieken en Ouderen.
Rosmalen, Pieter van (Veenhuizen gem. Norg 6 april 1847 – Steenwijkerwold 17 oktober 1922), veldwachter, caféhouder. Was sinds 1880 gemeentelijk veldwachter in Onna, later een bekend caféhouder aldaar. Het café werd in 1954 gesloten.
rosmolen: een door paardenkracht aangedreven molen, tot de 20e eeuw vooral in gebruik op de grotere veeboerderijen, voor het karnen van de melk. Volgens stukken uit 1592 en begin 17e eeuw stond er aan de noordwestzijde van de stad een rosmolen. Hiermee werd water uit de Aa opgevoerd naar de stadsgracht om de waterstand daarin drie voet te verhogen.
Rossum, Gijsbertus van (roepnaam: Bert; Hilversum 5 oktober 1934), elektrotechnicus. Was tot 1989 werkzaam als leraar elektrotechniek aan de bedrijfsschool van de Nederlandse Spoorwegen in Tilburg. Sinds 1993 teamleider bij de wederopbouw van het unieke ASTA theater-concertorgel in De Meenthe te Steenwijk. Voor het behoud van dit stuk muzikaal cultureel erfgoed ontving hij een koninklijke onderscheiding.
Rossum, Johannes Adrianus van (roepnaam: Jan; Dedemsvaart 25 december 1946), beeldend kunstenaar. Was tot 1979 werkzaam als onderwijzer. Maakt sinds 1989 figuratieve schilderijen en steendrukken; exposeert in alle delen van het land. Doet daarnaast onderzoek naar het verleden van Steenwijker joden en schreef daarover: 51 Portretten; de vermoorde joden van Steenwijk uit de schaduw (2005). Ref.: SW p144.
Rotten, De: kadastrale aanduiding (1832) van landen ten oosten van de buurtschap Nederland.
Rotterdam, Arnoldus (Amsterdam 1718 – Steenwijk 1781), predikant. Was van 1741-1748 hervormd predikant te Zuilen en daarna, tot aan zijn dood, te Steenwijk. Schreef een verklaring van de Nederlandse geloofsbelijdenis (1754) en stelde een compendium samen van acta der Overijsselse synoden. Ref.: A. Haga. Het compendium van acta der Overijsselse synoden van ds. Arnoldus Rotterdam teruggevonden (1964).
Rouwkema, Bato (Wildervank 27 april 1858 – Steenwijk 23 februari 1942), architect. Kwam in 1881 als opzichter bij de gemeente Steenwijk. Vestigde zich later als zelfstandig architect, ook samenwerkende met de Kamper architect G.B. Broekema. Hij ontwierp onder meer de winkel- woonpanden Kerkstraat 3 en Oosterstraat 95, het hoge pakhuis in de Neerwoldstraat, de voorgevel van de Varkenswaag in de Scholestraat 14, de villa Hoogwolde aan de Meppelerweg 61, de villa’s Botha, Stein en De Wet en Zonnehoek in de J.H. Tromp Meestersstraat, voormalige tuinmanswoningen aan de Gasthuislaan 6, een woning aan de Tukseweg 33 en de machinefabriek De Dolder in Steenwijk. Was van 1906 tot 1912 directeur van de gemeentelijke gasfabriek en het waterleidingbedrijf. Ref.: SW p127.
Roxy-theater: voormalige bioscoop in zaal Varrenhorst buiten de Oosterpoort.
Royal Haskoning Noord-Nederland: Steenwijker vestiging van het internationaal bekende ingenieursbureau te Nijmegen, voortgekomen uit het Ingenieursbureau v/h J. van Hasselt en De Koning dat sinds 1928 een kantoor in Steenwijk had. Ref.: W. Aardema en J.D. van der Tuin. Royal Haskoning Noord-Nederland 75 jaar (2003).
Royensloot, Van: een voormalige ruim 2 km lange sloot tussen de Kalenber­gergracht en de Woldlakeweg. Deze sloot is opgegaan in de Polder Wetering Oost.
RSG; zie: Rijksscholengemeenschap.
Ruijters, Wilhelmus Johannes Antonius (Arnhem 1 januari 1912 – Emmeloord 9 april 1977) was van 1956 tot 1970 pastoor van de Rooms Katholieke Sint Clemensparochie in Steenwijk.
ruilverkaveling: herverdeling en herinrichting van versnipperde landbouwgronden in het belang van een moderne bedrijfsvoering. In de vorige eeuw kwamen de volgende ruilverkavelingen tot stand: Steenwijker Kamp (1951), Muggenbeet (1964), Steenwijk-Oost (1977) en Paasloo-Kerkbuurt (1983).
ruimtelijke ordening; zie: bebouwing, parkeerruimte, ruilverkaveling, stadsvernieuwing, structuurplan.
Ruinen (vroeger: Runen, van ‘runa’: stromend water): zeer oud brinkdorp, sinds 1998 in de gemeente De Wolden; circa 4.000 inwoners. Ruinen was een oude heerlijkheid binnen het Dieverder dingspel, aan de heirweg tussen Steenwijk en Coevorden, 17 km oostzuidoostelijk van Steenwijk. In 1141 bepaalde de bisschop van Utrecht dat de opbrengsten van de kerk van Steenwijk voortaan zouden toekomen aan het hier gestichte Sint Mariaklooster. Het was een benedictijner dubbelklooster, bestuurd door de ministeriaal van de bisschop, de heer van Ruinen. Gewelven van het klooster bevinden zich nog onder de huidige pastorie. Ref.: J. Hogeman. De kerk te Runen; de eerste kerk in het zuidwesten van Drenthe (1887). Zie ook: Ansen, Dikninge.
Ruinen, Albartus van (roepnaam: Albert; jongste zoon van de volgende; ged. Steenwijk 6 april 1749 – Steenwijk 9 juni 1822). Was van 1811-1813 lid van het stadsbestuur van Steenwijk. Hij was mogelijk de schrijver van Een kroniek over de Stad Steenwijk (1817).
Ruinen, Arend van (Steenwijk 1708 – begr. Steenwijk 1 maart 1791), welgesteld koopman en invloedrijk Steenwijker.
Ruiter, Jan Hendrik (zoon van volgende; Wolvega 2 juni 1936), architect BNA. Vanaf 1965 zelfstandig, eerst in Genemuiden en van 1972-2008 te Steenwijk. Ontwierp vanuit zijn kantoor aan de Meppelerweg 65 meer dan 600 gebouwen, vooral huisvesting voor ouderen en ontmoetingscentra in het gehele land. In Steenwijk: verzorgingshuis Nijenstede (1996), De Schutse, de Rabobank met haar bijkantoren en de waterschapshuizen in Emmeloord en Lelystad. In Oldebroek de Gereformeerde Kerk (1968) en in Hasselt het stadhuis.
Ruiter, Paul (Oldelamer 6 juli 1908 – Steenwijk 6 september 1978), organist, muziekleraar, dirigent. Woonde vanaf 1958 te Steenwijk. Had eigen muziekschool Viva la Musica met honderden leerlingen. Was organist van de Gereformeerde Kerk, dirigent van vele koren en korpsen in de regio. Leidde sinds 1946 het jeugdkoor Jong Zanglust (sinds 1978: Jeugdkoor Paul Ruiter). Ref.: HM 2002 n1 p22-31. Zie ook hoofdstuk 15.
Ruiter, Renze de (Steenwijkerwold 10 november 1908 – Witte Paarden 2 oktober 1944; begr. Steenwijkerwold AB), landarbeider. Werd, wegens het verschaffen van onderdak aan onderduikers, bij zijn woning door de bezetter gefusilleerd. Ref.: HM 1994 n4 p125-131.
Ruiterweg: oorspronkelijk de naam van de oude heirweg door het kerspel Havelte; sinds het midden van de vorige eeuw de naam van het eerste en laatste deel van de nieuwe weg tussen Havelterberg en Uffelte. De naam herinnert aan krijgslieden die hier te paard langstrokken.
Rungat: een circa 1 km lange sloot tussen de Stouwe en de Gasthuisdijk, 3 km ten zuiden van Zuidveen, vermoedelijk ont­staan uit een trekgat. Genoemd naar de Gieterse familie Run, 2e helft 17e eeuw.
Rusch, Harmannus (Willemsoord 22 juli 1908 – Steenwijk 12 december 1992), onderwijzer, cartograaf. Was onderwijzer in Steenwijk, Lemmer en Balk, sinds 1938 schoolhoofd in Sint Nicolaasga en van 1953-1973 aan de 2e CVO-school in Steenwijk. Introduceerde in 1941, met W. Bakker, een nieuwe aardrijkskundemethode met schoolwandkaarten. Ref.: SW p29-30.
Rusthuis: naam (1930-1965) van het in 1870 gebouwde verzorgingstehuis aan de Kornputsingel. Daarvóór heette het Stichting voor Liefdadigheid, opgericht in 1828. Behalve ouderen, vonden hier ook wezen en armen een onderdak. Zie ook: armenzorg.
Ruxveen: voormalige veenlanden westelijk van de Hesselingen­dijk, onge­veer 5.5 km westzuidwestelijk van Steenwijk. De naam komt al voor in 1422, wanneer Ryken were te Roderixvene wordt overgedragen aan Rolof Ovinghe, kanunnik te Steenwijk, en wordt in dezelfde bron (CK) nog tienmaal vermeld in aller­lei variaties, waaronder Ruede­rixve­ne, Rorixvene en Ruxvene. Waarschijnlijk duidt de naam op de omstreeks 1375 overleden Roderick van Voorst, die dit gebied in 1364 in leen kreeg van de bisschop van Utrecht. Het Ruxveen werd aan de noord­zijde begrensd door de Haar­sloot, aan de westzijde door de Borger­sloot en aan de zuidzij­de door de Oeverlaak. De Hooi­dijk, die het Ruxveen doorkruis­te, werd in een stuk van 1460 Ruxveniger­weg genoemd. In de Steenwijker Aa lag bij het Rux­veen een verlaat dat in 1569 werd afgebroken toen de Aa ter plaatse moest worden verruimd. In het midden van de 17e eeuw stonden er enkele huizen en een molen. Ref.: HM 1985 n4 p113-117.
Ruxveensebrug: vaste brug (1991) over het Steenwijkerdiep in de Ruxveenseweg, 1.5 km ten westen van Steenwijk. De doorvaarthoogte bedraagt 6.50 m.
Ruxveenseweg: in 1991 gereedgekomen wegverbinding (N334) tussen de Blokzijlseweg (N333) en afslag 7 (Steenwijk Noord) van de A32. Deze weg, die Steenwijk en Tuk ontlast van doorgaand verkeer, vormt de Westtangent van de verkeersroute om Steenwijk.

Ruxvenigerweg (ook: Hooiweg): oorspronkelijk een dijkweg op de rechter hoogwateroever van de Steenwijker Aa, lopende van de Tukseweg tot aan de Woldlakeweg. Zie ook: Ruxveen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten